Kidsweek: week 10, woordenschat ABC
1 / 12
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Een bedrijf waar planten of dieren geteeld worden noemen we...
A
kassen
B
shovels
C
kwekerijen
D
hommelkast
Slide 2 - Quizvraag
Wat is een keurmerk?
A
Een keurmerk geeft aan dat een product voldoet aan bepaalde eisen.
B
Een keurmerk garandeert altijd de laagste prijs.
C
Een keurmerk is alleen relevant voor voedselproducten.
D
Een keurmerk wordt alleen toegekend aan grote bedrijven.
Slide 3 - Quizvraag
Waar kunnen hommelkasten geplaatst worden?
A
In tuinen, boomgaarden en natuurgebieden.
B
In parkeergarages.
C
In ziekenhuizen en scholen.
D
In fabrieken.
Slide 4 - Quizvraag
Welk insect verspreidt stuifmeel van de ene bloem naar de andere?
A
Hommel
B
Bij
C
Vlinder
D
Mier
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de betekenis van het woord 'gloednieuw'?
A
Erg versleten
B
Een beetje oud
C
Helemaal nieuw
D
Niet zo nieuw
Slide 6 - Quizvraag
Shovel
Pallets
Steenwol
Slide 7 - Sleepvraag
Wat zijn de belangrijkste taken van telers?
A
Onderhouden van machines
B
Verkopen van dieren
C
Zorgen voor de groei en oogst van gewassen
D
Ontwerpen van tuinmeubelen
Slide 8 - Quizvraag
Wat is een synoniem voor 'lozen'?
A
B. Dumpen
B
D. Verzamelen
C
A. Afvoeren
D
C. Ontlasten
Slide 9 - Quizvraag
Welk seizoen komt na het voorjaar?
A
Winter
B
Herfst
C
Zomer
D
Lente
Slide 10 - Quizvraag
Hoe worden scharreleieren geproduceerd?
A
Kippen worden opgesloten in kleine kooien.
B
Kippen worden gehouden in volledig vrije uitloop.
C
Kippen kunnen vrij bewegen in een overdekte ruimte.
D
Kippen worden alleen buiten gehouden.
Slide 11 - Quizvraag
Wat betekent het keurmerk 'scharrelei'?
A
De eieren zijn afkomstig van wilde vogels.
B
De eieren zijn biologisch.
C
De eieren zijn afkomstig van kippen in kooien.
D
De eieren zijn afkomstig van scharrelkippen.
