This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
DNA
Kern
Cel
Chromosoom
Gen
Slide 1 - Drag question
www.bioplek.org
Slide 2 - Link
Dus...
DNA heeft de 'letters' AGTC
RNA heeft de 'letters' AGUC
A op DNA -> U op RNA
T op DNA -> A op RNA
etc
Slide 3 - Slide
En:
In deze tabel kan je zien welk groepje van 3 letters op het RNA overeenkomt met welk aminozuur (in het eiwit).
Dus als er staat: AUG in het RNA, dan wordt het aminouur Met ingebouwd
Slide 4 - Slide
Bij het MAKEN van RNA worden de twee strengen van het DNA uit elkaar gehaald. Hierop worden de ... van het RNA bevestigd. Wat moet er op de stippellijn staan?
A
nucleotiden
B
basen
C
puzzelstukjes
D
aminozuren
Slide 5 - Quiz
Welk stuk RNA moet er bij de transcriptie van dit DNA gemaakt worden?
Kies de goede.
C
C
A
T
G
C
C
A
U
G
G
G
T
A
C
G
G
U
A
C
Slide 6 - Drag question
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Een eiwit
Omdat het DNA veranderd is (er zit een mutatie in). Hierdoor is ook het RNA veranderd, en is ook de volgorde van aminozuren veranderd. Dit levert een eiwit (enzym) op dat niet werkt.
Slide 9 - Slide
Een foutje in het GAA-gen
Bij mensen met de ziekte van Pompe zit er een mutatie (foutje) in het GAA-gen: het gen dat cellen vertelt dat zij het enzym zure-alfa-glucosidase (GAA) moeten aanmaken om glycogeen af te breken. Het soort mutatie is niet voor iedereen met de ziekte van Pompe hetzelfde: er zijn op dit moment meer dan 200 verschillende mutaties in het GAA-gen bekend. Sommige van deze mutaties zorgen ervoor dat er helemaal geen GAA meer wordt aangemaakt, maar er zijn ook mutaties waarbij er nog wel wat GAA wordt aangemaakt. Soms, maar niet altijd, is dit een verklaring waarom de symptomen van de ziekte van Pompe pas op latere leeftijd ontstaan en/of de ziekte snel of juist heel langzaam verergert.
Slide 10 - Slide
Antwoord
Ja! Greenpeace bijvoorbeeld gebruikt manipulatie, want dat klinkt negatoef (zij zijn tegen). Wetenschappers gebruiken modificatie, dat klinkt neutraler.
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Wat gebeurt er in de S-fase?
Slide 13 - Open question
Slide 14 - Slide
Heeft een huidcel hetzelfde DNA als een spiercel?
A
ja
B
nee
Slide 15 - Quiz
Specialisatie van cellen houdt in, dat cellen...
A
hun DNA veranderen
B
een speciale functie krijgen
C
gaan delen
Slide 16 - Quiz
Wat houdt specialisatie in op DNA niveau?
A
een deel van het DNA wordt afgebroken
B
een deel van het DNA wordt onbruikbaar gemaakt
C
een deel van het DNA wordt tijdelijk ergens anders opgeslagen
D
een deel van het DNA wordt afgestoten door de cel
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Slide
Waar komen de nieuwe nucleotiden vandaan om nieuw DNA van te maken?
A
die zitten standaard in het celplasma (heeft de cel gemaakt)
B
die zitten standaard in het kernplasma (heeft de cel gemaakt)