(2) De aanwijzende voornaamwoorden + Klinkerwisseling i > ie

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

La clase de hoy

- Uitleg ww klinkerwisseling + korte oefening 

- Uitleg van de aanwijzende voornaamwoorden + korte oefening

- Het vraagwoord "qué vs cuál"

- Woordenschat capítulo 2

- Luitervaardigheid

- Werkboek p.75, ejercicio 2A + 2B                                (Classroom)

- Texto 4: Carpintero filipino tiene mucha suerte. (Classroom)

Aanwijzend voornaamwoord in het Spaans. 

Kijk ook in je boek op blz. 23.

aquí(hier)

ahí (daar)

afstand 

tot 

spreker

enkelvoud

meervoud

MNL.

VR.

VR.

MNL.

este

ese

esta

esa

estos

esos

estas

esas

(deze,dit)

(die, dat)

vertaling

Voorbeelden:

1. Dit t-shirt is rood.                         Esta camiseta es roja.

2. Hoeveel kost die zonnebril?     ¿Cuánto cuestan esas gafas de sol?

Dus bij het aanw vnw let je op:

• het aanw. vnw richt zich naar het zelfst nw; het krijgt dezelfde 'vorm' als het zelfst nw: estas gafas, estos pantalones, esta falda
• Er zijn vormen die verwijzen naar iets wat zich dichtbij bevindt (in NL: deze, dit) en zaken die zich ver weg bevinden (in NL: die, dat)

Sleep bij het juiste antwoord

verder weg

Dichtbij

Estos son mis deberes de hoy

Esta es mi amiga Anouk

Este es mi prima Merlijn

Esas blusas rojas me gustan mucho

Esos osos son muy grandes

Ese chico es muy amables

Esos libros son muy interesantes

Estas fresas son muy ricas

De aanwijzende voornaamwoorden

1. ..............................(deze) libro. dicht bij
2................................(die) blusas. ver weg
3. ...............................(dit) chica. ver weg
4. ...............................(deze) chicos. dicht bij

https:

¿A qué hora (empezar, tú) …….......…….... a trabajar?

Tip: het liedje van de klinker

uitgang (ik) e naar ie

uitgang (jij)

uitgang (hij-zij-u)

stam (wij)

stam (jullie)

uitgang (zij-meervoud) 

1. empiezan
2. empiezo
3. empiezas
4. empezáis

Ellas (preferir) …….........…….. vivir en una ciudad grande.

1. preferen
2. prefieren
3. prefieres

Silvia no (querer) …….........…….. trabajar por las tardes.

¿No (entender, vosotros) …….........…….. nada?

Yo (pensar) …….......…..….. que el español es fácil.

Tip: het liedje van de klinker

uitgang (ik) e naar ie

uitgang (jij)

uitgang (hij-zij-u)

stam (wij)

stam (jullie)

uitgang (zij-meervoud) 

¿(querer, ustedes) …….........…….. tomar algo?

1. Esther_____________ (preferir)el color rojo.

Iman y Jochem ______________ (preferir) el pescado.

Tip: het liedje van de klinker

uitgang (ik) e naar ie

uitgang (jij)

uitgang (hij-zij-u)

stam (wij)

stam (jullie)

uitgang (zij-meervoud) 

Las chicas _____________ tener vacaciones.

Wanneer gebruik je het vraagwoord “¿Qué?” ?

1. Qué + werkwoord
2. Qué + ser

Het vraagwoord “Cuál / Cuáles ” wordt gebruikt als het gevolgd wordt door een vervoeging van het werkwoord “Ser” . Verdadero o Falso

¿Qué / Cuáles son tus asignaturas favoritas?

¿Qué / Cuáles vamos hacer hoy?

1. Qué
2. cuáles
3. cuál

¿Qué / Cuál es su serie preferida?

¿Qué / Cuáles son tus vaqueros más viejos?

1. Cuáles
2. Qué

¿Qué / Cuál han hecho en casa?

la leche

el helado

el huevo

el pescado

el pan

00:34

¿Qué hace Eva a las siete?

1. me levanto
2. se levanta

00:43

¿Qué hace Eva ahora?

1. se ducha
2. me ducho

01:01

Eva desayuna

1. café con leche, zumo de manzana, tostada con aceite
2. café con leche, zumo de naranja, tostada con mermelada
3. café solo, zumo de naranja, tostada con aceite
4. café con leche, zumo de naranja, tostada con aceite

01:44

¿Cuál es el horario de Eva?

1. van 9 tot 12
2. van 9 tot 14:00

02:08

¿Con quién come Eva?

1. met haar vrienden
2. met haar ouders

02:08

¿Qué hace Eva después de comer?

1. estudia en la casa
2. estudia en la biblioteca

02:36

¿Qué hace Eva por la tarde?

1. corre con sus padres
2. corre sola
3. corre con su amiga

02:55

¿A qué hora cenan en casa de Eva?

1. a las ocho y diez
2. a las ocho y media

02:55

¿A qué hora vuelve a casa?

1. A las siete menos diez
2. A las siete y diez

Evaluación
Wat was je leerdoel?
Wat was de opdracht waar jullie het meest van hebben geleerd en waarom?