Literatuuranalyse

Literatuuranalyse

Uitleg focalisatie

Herhaling

1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Literatuuranalyse

Uitleg focalisatie

Herhaling

Slide 1 - Slide

Vertellen en zien
Vertellen = de verteller
Zien = de focalisatie

Slide 2 - Slide

Wie vertelt en wie ziet/neemt waar?
Op dit ogenblik werd de deur zachtjes opengeduwd en kwam een jonge negerin van ongeveer vijfentwintig jaar de kamer binnen. Ze had kennelijk blank bloed in haar aderen. Men hoefde maar even van het kind naar haar te kijken om te zien dat dit de moeder was. Zij had dezelfde grote ogen met lange wimpers en hetzelfde golvende, zijdezachte haar. Het bruin van haar huid maakte plaats voor een donkere blos, toen ze merkte hoe de vreemde man haar met brutale bewondering bekeek. Haar nauwsluitende kleding deed de vormen van haar slanke gestalte voordelig uitkomen. En aan het oog van de handelaar, die gewend was om met één blik de eigenschappen van vrouwelijke koopwaar op te merken, ontsnapten de opvallend fijn gevormde handen en voeten niet.

Slide 3 - Slide

Eén verteller, drie waarnemers (focalisators)
  • Verteller --> vertelt over Eliza (de negerin)
  • Focalisator één: verteller die Eliza beziet
  • Focalisator twee: Eliza zelf, die merkt dat ze wordt bekeken
  • Focalisator drie: we zien Eliza door de ogen van de handelaar (die ziet haar als object/koopwaar)

Slide 4 - Slide

Wie vertelt en wie ziet/neemt waar?
Op dit ogenblik werd de deur zachtjes opengeduwd en kwam een jonge negerin van ongeveer vijfentwintig jaar de kamer binnen. Ze had kennelijk blank bloed in haar aderen. Men hoefde maar even van het kind naar haar te kijken om te zien dat dit de moeder was. Zij had dezelfde grote ogen met lange wimpers en hetzelfde golvende, zijdezachte haar. Het bruin van haar huid maakte plaats voor een donkere blos, toen ze merkte hoe de vreemde man haar met brutale bewondering bekeek. Haar nauwsluitende kleding deed de vormen van haar slanke gestalte voordelig uitkomen. En aan het oog van de handelaar, die gewend was om met één blik de eigenschappen van vrouwelijke koopwaar op te merken, ontsnapten de opvallend fijn gevormde handen en voeten niet.

Slide 5 - Slide

Wie neemt waar/focaliseert? 
Ook die dag ontmoette ze [Ina] hem echter niet -, doch ze liep langs zijn huis, dat de boer haar wees, een statig ouderwets huis met een witte gevel en veel groengeluikte ramen in een tuin met glooiende, geschoren gazonnen en platte bruggetjes zonder leuningen over smalle vijvertjes; rondom tegen de witte hekken stond hoog opgaand geboomte. Maar de andere dag in de morgen zag ze hem ineens van een heel eind ver in de beukenlaan tegenover het huis op zich afkomen; zijzelf liep achter de kinderwagen, waarin het jongetje rechtop zat en ernstig en zoet speelde met een lappen pop -, ze werd warm van schrik, [...]

Slide 6 - Slide

Wie neemt waar/focaliseert in Een coquette vrouw van Carry van Bruggen?
A
De verteller
B
Ina

Slide 7 - Quiz

Wie neemt waar/focaliseert en wie vertelt? 
Ik [Ina] ben hier op een woensdag gekomen, in februari. Op woensdag is hier vrouwenkiesrechtkrans, dan zitten er beneden in de moderne kamer, op de praktische stoelen rondom de doelbewuste tafel allemaal hoogstaande, ernstige, edele, knappe, ontwikkelde en hygiënisch geklede dames - en ik heb het op die vreselijke dag onderstaan over die hoogstaande, edele, knappe, sympathieke dames 's middags aan tafel oneerbiedige dingen te zeggen. Ja, dat moet u niet onderschatten. Mary deed het ook niet. Ik zie haar nog, met haar verwaand snoekenmondje en haar ronde lege ogen - zegt u het nu eens zelf: lijken niet alle vrouwenkiesrechtdames op elkaar, of zou het alleen komen omdat ze zich allemaal precies eender kleden? Daar loop ik allang over te tobben, het is bepaald een probleem voor mij!

Slide 8 - Slide

Wie neemt waar/focaliseert en wie vertelt?
A
Ina neemt waar, de verteller vertelt
B
De verteller vertelt en neemt waar
C
Ina neemt waar en vertelt
D
Ina vertelt en de verteller neemt waar

Slide 9 - Quiz

Meerduidige teksten laten ruimte over voor eigen interpretatie van de tekst.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Wat is een voorbeeld van fictie?

A
een krantenartikel
B
het boek 'Spijt' van Carry Slee
C
Nieuw Nederlands

Slide 11 - Quiz

Als je graag meeleeft met de hoofdpersoon, lees je het liefst
boeken met een . . .
A
alwetende verteller
B
personaal perspectief
C
ik-perspectief

Slide 12 - Quiz

Een tijdsprong is . . .
A
het versnellen van tijd
B
het overslaan van tijd
C
het vertragen van tijd
D
de vertelde tijd

Slide 13 - Quiz

Een schrijver gebruikt een
flashforward vooral . . .
A
om terug te blikken op gebeurtenissen
B
om je te laten meeleven met de hoofdpersoon
C
voor de chronologische volgorde
D
om het verhaal spannend te maken

Slide 14 - Quiz

Een historische roman . . .
A
is geschreven in de tijd waarin het speelt
B
gaat over dingen uit het verleden

Slide 15 - Quiz

Noem een film/boek met een LEIDMOTIEF en welk voorwerp dat dan is.

Slide 16 - Mind map

De sfeer in een verhaal wordt bepaald door . . .
A
ruimte en plaats
B
weer en ruimte
C
plaats, weer en tijdstip
D
plaats en weer

Slide 17 - Quiz

Welke van de onderstaande uitspraken klopt?
A
Het thema van een verhaal is een terugkerend element.
B
Het thema van het verhaal is het abstracte begrip waar het verhaal om draait.
C
Het thema van het verhaal is een tastbaar begrip in het verhaal met een betekenis.
D
Het thema van het verhaal is datgene wat de hoofdpersoon wil bereiken.

Slide 18 - Quiz

Wat bedoelen we met 'thematiek' in een verhaal?
A
de overtuiging, maatschappelijk van de schrijver
B
onderwerp en hoofdgedachte van het verhaal
C
de verbinding tussen ruimte en personen

Slide 19 - Quiz

De vertelinstantie

Slide 20 - Mind map

Zoek een voorbeeld van (een) symbool/symboliek

Slide 21 - Open question

Literatuur
Lectuur
Eenduidig
Meerduidig
Cliché
Stereotypen
Symboliek
Uitgewerkte karakters

Slide 22 - Drag question