2.5 De celkern

12 febr
SO bs 2.4 en 2.5

1 / 30
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

12 febr
SO bs 2.4 en 2.5

Slide 1 - Slide

Wat zijn organellen?
Sommige paprika's zijn rood, anderen zijn rood. 
Verklaar het verschil in kleur tussen de paprika’s.
Noem drie overeenkomsten tussen een dierlijke en een plantaardige cel.

Slide 2 - Slide

organellen

celkern
plastiden
mitochondriën
ribosomen

Slide 3 - Slide

herhaling

Slide 4 - Slide

DE CELKERN
basisstof 2.5

Slide 5 - Slide

Leerdoelen

  • Je kunt de kenmerken van chromosomen noemen. 
  • Je kunt de bouw en functie van DNA beschrijven.


Slide 6 - Slide

celkern
De celkern bevat DNA

Slide 7 - Slide

Wat is DNA?
Een 'streepjescode' voor alle erfelijke eigenschappen, bijv.
       - oogkleur
       - lengte
       -krullen
maar ook:
       - muzikaal
       - vrolijk

Slide 8 - Slide

Je hebt 2 meter DNA
in elke cel
DNA is een molecuul

Slide 9 - Slide

een gen

Een gen is een stukje DNA
voor een erfelijke eigenschap. 

de code wordt bepaald door 
de volgorde van de basenparen

eierdop-periode

Slide 10 - Slide

       vingerafdruk
basenparen:
A-T     T-A
G-C    C-G

Slide 11 - Slide

In elke lichaamscel zit hetzelfde DNA!

Een gen kan 'aan' staan in een cel waar dat nodig is

Een gen kan 'uit' staan in een cel waar dat niet nodig is.

Slide 12 - Slide

chromosomen

Vlak voor de cel gaat delen, wikkelen de DNA-draden zich op tot  46 chromosomen

Slide 13 - Slide

chromosomen

In elke cel zitten 46 chromosomen
23 kreeg je van je moeder 
23 kreeg je van je vader


Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Leerdoelen

  • Je kunt de kenmerken van chromosomen noemen. 
  • Je kunt de bouw en functie van DNA beschrijven.


Slide 16 - Slide

Op deze afbeelding zie ik meerdere cellen?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

cytoplasma:
A
dieren
B
planten
C
beide

Slide 18 - Quiz

vacuole
A
planten
B
dieren
C
beide

Slide 19 - Quiz

celwand
A
planten
B
dieren
C
beide

Slide 20 - Quiz

plastiden:
A
planten
B
dieren
C
beide

Slide 21 - Quiz

celmembraan
A
planten
B
dieren
C
beide

Slide 22 - Quiz

Welke onderdelen hebben zowel dierencellen als plantencellen
A
Celwand, vacuole, celkern
B
Celwand, celkern, cytoplasma
C
Celmembraan, celkern, vacuole
D
Celmembraan, celkern, cytoplasma

Slide 23 - Quiz

Aan welke celkenmerken kunnen we dieren herkennen?
A
celkern, bladgroenkorrels
B
celkern, celmembraan
C
celkern, celwand
D
celkern, vacuole

Slide 24 - Quiz


Je ziet hier
A
een cel, celkern, genen
B
een cel, celkern, chromosomen
C
een celkern, chromosomen, genen
D
een celkern, genen, DNA

Slide 25 - Quiz

Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Spaghetti
D
Draden

Slide 26 - Quiz

Welke basen vormen paren?
A
AT en GU
B
GC-AT
C
AA en TT
D
GG en CC

Slide 27 - Quiz

Hoe meer chromosomen een organisme heeft, hoe intelligenter het organisme is
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quiz

Hoeveel chromosomen bevat een menselijke huidcel?
A
46
B
23
C
92
D
128

Slide 29 - Quiz

sleep naar het goede geslacht:
XX
XY
vrouw 
man

Slide 30 - Drag question