This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 100 min
Items in this lesson
BV Periode 3 les 3
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
1. Quiz; wat weet je nog over lesstof les 2?
2. Alweer tweede aanpassing DSPF
3. Begrippen les 3
4. Zelf maken digitale les 3
5. Zelf maken overhoring les 3
6. Samen bespreken overhoring les 3
Slide 2 - Slide
BV Periode 3
ZP tegel ;
Begeleiden bij de zelfredzaamheid op psychosociaal gebied
Slide 3 - Slide
Ik heb mijn huiswerk gedaan = ZP gelezen + samenvatting gemaakt
Ja
Nee
Slide 4 - Poll
Hoe ver ik ben met DPF BV:
Nog niet begonnen
Opdracht 1 gedaan
Opdracht 2 gedaan
Opdracht 3 gedaan
NOG verder!
Slide 5 - Poll
Aan mezelf;
noteren wie al gesprek heeft gevoerd
Slide 6 - Slide
Wat verstaan we onder 'psychosociale zelfredzaamheid'?
A
De mate waarin je in dagelijkse situaties last hebt van stoornissen op geestelijk gebied
B
Dat je zelf jouw algemene dagelijkse levensverrichtingen kunt uitvoeren
C
Dat je kunt omgaan met situaties waarbij je gevoelens, gedachten en het contact met anderen centraal staan
D
Of jij je goed kunt redden in sociale situaties
Slide 7 - Quiz
Hoe noemen we het bevorderen van de zelfredzaamheid van de zorgvrager?
A
Empowerment
B
Zelfzorgbevordering
C
Psychosociale ondersteuning
D
Zelfzorgbevordering
Slide 8 - Quiz
Sommige mensen gaan als 'slachtoffer' van de omstandigheden door het leven. Als zij zorgvrager worden, stellen zij zich ook zo op. Welke zin(nen) hierover is/zijn juist?
A
Zij hebben niet geleerd om met hun gevoelens om te gaan
B
Zij hebben niet geleerd om regie te voeren in hun eigen leven
C
Zij hebben niet geleerd om met andere mensen om te gaan
D
Zij hebben niet geleerd om zelf keuzes te maken
Slide 9 - Quiz
Wat is het sleutelbegrip als je zorgvragers gaat begeleiden bij het vergroten van hun psychosociale zelfredzaamheid?
A
Actief luisteren
B
Empathie
C
Verantwoordelijkheid
D
Vertrouwen
Slide 10 - Quiz
De zorgvrager is afhankelijk van de zorgverlener. Maar we gaan uit van een gelijkwaardige relatie. Jij brengt jouw deskundigheid in. Wat brengt de zorgvrager in?
A
Zijn netwerk en de kennis die er binnen het netwerk is
B
Zijn vakkennis van zijn eigen aandoening
C
Zijn ervaringsdeskundigheid en persoonlijke ideeën
D
Zijn opvoedingsachtergrond en opleidingsachtergrond
Slide 11 - Quiz
Het kan zijn dat je als zorgverlener jouw eigen normen en waarden aan de kant moet zetten bij het begeleiden van een zorgvrager. Waarom is dat?
A
Omdat je als professional je altijd dienstbaar opstelt
B
Omdat de normen, waarden en wensen van de zorgvrager centraal staan
C
Omdat de normen en waarden van de zorgvrager beter zijn dan die van de zorgverlener
D
Omdat jouw eigen normen en waarden jou kunnen beperken in jouw functioneren
Slide 12 - Quiz
Wat doe je als een zorgvrager tijdens de begeleiding jouw grenzen overschrijdt?
A
Je komt duidelijk voor jezelf op en zorgt dat de zorgvrager dit niet meer doet
B
Je bespreekt dit met de zorgvrager en komt tot een compromis
C
Je gaat als gelijkwaardigen in gesprek en draagt zo nodig de begeleiding over
D
Je bespreekt dit met collega's en probeert jouw grenzen te verleggen
Slide 13 - Quiz
Als je een zorgvrager naar meer psychosociale zelfredzaamheid begeleidt, ga je een begeleidingsrelatie aan. Met wie ga je die relatie aan?
A
Met de zorgvrager en zijn naasten
B
Met de zorgvrager en alle betrokken professionals
C
Met de zorgvrager
D
Met de zorgvrager en jouw collega's
Slide 14 - Quiz
Als je fysiek afhankelijk bent van anderen, kun je psychosociaal wél zelfredzaam zijn. Welke zin hierover is juist:
A
Initiatief nemen en hulp vragen als je die nodig hebt, zijn vaardigheden die los staan van wat je fysiek kunt
B
Mensen met een lichamelijke beperking hebben vaak geleerd om deze afhankelijkheid op andere vlakken te compenseren
C
Mensen met een fysieke beperking hebben vaak een groot sociaal netwerk
D
Mensen met een fysieke beperking hebben vaak een groot sociaal netwerk
Slide 15 - Quiz
Bij het begeleiden naar psychosociale zelfredzaamheid is het belangrijk dat de begeleiding door een vaste zorgverlener wordt gedaan. Waarom is dit? Kies alle juiste redenen
A
Met een vaste begeleider is het makkelijker om te stimuleren en
B
Met een vaste begeleider is het makkelijker om tot vertrouwen en gelijkwaardigheid te komen
C
Een vaste begeleider kan zich beter in de stoornis inlezen
D
Een vaste begeleider kent en herkent het psychosociaal functioneren van de zorgvrager
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Begrippen les 3
Invloeden op de begeleidingsrelatie
Functioneel handelen
Functionele relatie
Stereotypering
Identificatie
Projectie
Hoe voorkom je negatieve invloeden bij jezelf?
Slide 19 - Slide
Begrippen les 3
Hoe bouw je vertrouwen op? Hoe onderhoud je een begeleidingsrelatie?
Wat doe je tijdens het afbouwen van een begeleidingsrelatie?