Tijdvak 4 + KA#13 en KA#14

Tijdvak 4: Steden en staten
1 / 13
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Tijdvak 4: Steden en staten

Slide 1 - Slide

Late Middeleeuwen
  • Tijd van Steden en Staten 
  • (1000-1500)

  • Het is 'veiliger' en 'rustiger'
  • Er komt meer handel
  • Geld komt weer terug
  • Bevolking groeit
  • Er ontstaan steden
  • Macht van de steden neemt toe

Dit is een plattegrond van Zwolle in de Middeleeuwen

Slide 2 - Slide

Verbeteringen in de landbouw
Rond het jaar 1000
  • Drieslagstelsel
  • IJzeren keerploeg
  • Halsjuk
  • Verwilderde gronden werden opnieuw gebruikt
  • In de lage landen werden moerassen en veengronden drooggelegd

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Halsjuk
Keerploeg

Slide 5 - Slide

Steeds meer handel - KA#13
  • Verbeteringen in de landbouw leveren meer oogst op
  • Overschotten worden verkocht of geruild op markten 
  • Geld wordt steeds meer gebruikt als (handig) ruilmiddel
  • Einde aan de aanvallen van Vikingen in West-Europa: meer veiligheid
  • Handelaren komen daardoor in verschillende landen en nemen andere producten (wijn of zijde) mee.

Slide 6 - Slide

Werken in een gilde
  • Omdat de oogst groter wordt, hoeft niet iedereen meer boer te zijn: er ontstaan andere beroepen: ambachten
  • Mensen met hetzelfde ambacht zitten in een gilde.
  • Het gilde controleerde ook de kwaliteit van de producten en stelde de verkoopprijs vast.
  • Bij ziekte en overlijden kreeg het gezin hulp van het gilde.

Slide 7 - Slide

De Hanze
  • De meeste steden hadden een plein, waarop markten werden gehouden.
  • De belangrijkste markt was de jaarmarkt, die een paar weken duurde.
  • Veel handelaren reisden van jaarmarkt naar jaarmarkt.

  • Een groep steden in Europa werkte samen om meer handel te krijgen. 
  • Ze noemden hun vereniging de Hanze.

Slide 8 - Slide

Kaart waarop alle Hanze-steden te zien zijn. De steden van de Hanze lagen vooral in Duitsland. Hier in Nederland waren onder andere de IJsselsteden Kampen en Deventer lid van de Hanze. 

Handelaren van Hanzesteden hadden allerlei voordeeltjes als ze handelden in elkaars steden. Ze betaalden bijvoorbeeld minder tol en belasting. 

Slide 9 - Slide

Blij met de stad! KA#14
  • Alle inwoners van een graafschap, hertogdom of bisdom moesten gehoorzaam zijn aan de heer, 
  • ook de inwoners van steden, maar die wilden liever eigen baas zijn.
  • De heer vond een machtige en rijke stad helemaal niet erg: al die rijkdom!
  • De inwoners van de stad en heer maken afspraken, vastgelegd in stadsrechten

Slide 10 - Slide

Stadsrechten
  • Een stad met stadsrechten mag een stadsmuur bouwen
  • De stad mag zelf rechtspreken, maar een ambtenaar (de schout) van de heer moet wel aanwezig zijn en een deel van de boetes is voor de heer

  • De inwoners van een stad waren vrije poorters (geen bezit van de heer)
  • In ruil voor deze rechten moet de stad belasting betalen

Slide 11 - Slide

Wie is de baas?
  • De schout is de plaatsvervanger van de heer in de stad bij de rechtspraak
  • Samen met de schepenen bepaalde hij de straf.
  • Ze kregen advies van een raad.
  • De burgemeester (soms meer dan één) was de baas van de raad.
  • Schout, schepenen en burgemeester(s) heten ook wel: magistraten

Slide 12 - Slide

Ketterij en inquisitie

Mensen die belangrijke delen van de officiele kerkleer afwezen werden ketters genoemd.
Om ketterij te bestrijden werden er speciale rechtbanken opgericht: de inquisitie.
De inquisitie spoorden mensen op die een andere mening hadden over het geloof.

Slide 13 - Slide