Herhaling voor de toetsweek (deeltaak 5, H5 en H6)


Deze les kan je als een goede start gebruiken voor het leren 
Stel vooral vragen over de theorie en/of de toets !


1 / 27
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson


Deze les kan je als een goede start gebruiken voor het leren 
Stel vooral vragen over de theorie en/of de toets !


Slide 1 - Slide

Welke ondernemingsvorm is privé aansprakelijk
A
VOF
B
Formele sector
C
NV
D
BV

Slide 2 - Quiz

Privé aansprakelijk
Welke ondernemingsvormen zijn
privé aansprakelijk?
Wel privé aansprakelijk
Niet privé aansprakelijk
Eenmanszaak
NV
Vof
BV
?
De eigenaar moet met zijn privégeld mogelijke schulden betalen

Slide 3 - Slide

Henk wil een Samsung tv kopen bij de Mediamarkt.
De tv is €600 exclusief btw.
Hoeveel zal Henk moeten betalen voor de tv inclusief 21% btw?

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

BTW
  • Op de meeste producten geldt een btw van 21%
  • Op levensmiddelen en sommige diensten, zoals de kapper, geldt een btw van 9%
  • Een beperkt aantal product is vrijgesteld van btw. hier geldt een tarief van 0%
Verhoudingstabel
Goed om te weten tijdens het rekenen met een verhoudingstabel:
Bedragen zonder btw = 100% (verkoopprijs)
Bedragen met btw: 100% + btw% (consumentenprijs)

Slide 6 - Slide

De visboer koopt een kilo kibbeling in voor €3 en verkoopt de kibbeling vervolgens voor €7 per kilo.
Wat is die €4 verschil?
A
Btw
B
Winstmarge
C
Winstmarge en btw
D
Consumentenprijs

Slide 7 - Quiz

Van inkoopprijs naar consumentenprijs 








  • Brutowinstmarge kan zowel in € als % in de berekening voorkomen
Inkoopprijs
€50
€50
Brutowinstmarge
30%
€15
Verkoopprijs excl. btw
€50 + €15 

€65
Consumentenprijs
€65 + btw
€65 / 100%            X (100+ btw%)

Slide 8 - Slide

Met welke gegevens bereken je de werkgelegenheid in een land?
A
Aanbod van de arbeidsmarkt
B
Vraag van de arbeidsmarkt
C
Vacatures
D
Vacatures + beroepsbevolking

Slide 9 - Quiz

Arbeidsmarkt 
Geheel van vraag en aanbod (Alle vraag en aanbod)
Aanbod: Beroepsbevolking 
Vraag: Werkgevers 



Werkgelegenheid: Werknemers + vacatures 


Iedereen tussen de 15 jaar en de pensioenleeftijd die werkt of werkloos is.
Wetten
Arbowet: Regels voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden
Arbeidstijdenwet: Regels voor werk- en rusttijden 

Slide 10 - Slide

Coen werkt 16 uur per week. Dit is
een (..1..)baan. Zijn uren zijn staan in
zijn (..2..).
Vul de puntjes in.
A
1= Parttime 2= CAO
B
1= Fulltime 2=Arbeidsovereenkomsten
C
1= Parttime 2= Arbeidsovereenkomsten
D
1= Fulltime 2= CAO

Slide 11 - Quiz

Werken
  • Tijdelijke baan ​= Bepaalde tijd​
  • Vaste baan ​= Onbepaalde tijd​ met vaste uren
  • Flexibele baan =​ Alleen werken als je nodig bent (uitzendbureau)



  • Als je ergens gaat werken sluit je een arbeidsovereenkomst (afspraken)
  • De meeste afspraken zijn overgenomen vanuit de CAO (Bedrijfstak)
Parttimebaan : bijvoorbeeld een baantje naast school
Fulltimebaan : tussen de 36 en 40 uur per week

Slide 12 - Slide

Hoe bereken je de arbeidsproductiviteit per persoon?
A
Totale productie / Aantal arbeiders
B
Totale productie / Aantal uren

Slide 13 - Quiz

Karel is werkloos omdat een machine hem heeft vervangen.
Van welke werkloosheid is er sprake?
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Regionale werkloosheid
D
Frictiewerkloosheid

Slide 14 - Quiz

Soorten werkloosheid
Conjunctureel: Als het slecht gaat met de economie 
(koopkracht daalt waardoor er minder productie is)

Structureel: Veranderingen bij bedrijven 
(robots vervangen mensen, fabrieken gaan naar lage loon landen, verouderde producten zoals de DVD-speler)
Verschil
Conjunctureel is voor een bepaalde periode, bijvoorbeeld tot het beter gaat met de economie.
Structureel is blijvend. De verandering worden vaak niet teruggedraaid.

Slide 15 - Slide

Soorten werkloosheid 
  • Frictiewerkloosheid
Als je net je diploma hebt of net ontslagen bent heb je even de tijd nodig om weer werk te vinden
  • Seizoenswerkloosheid
Sommige banen kunnen alleen tijdens een bepaald seizoen. Er is geen strandwacht nodig in de winter
  • Regionale werkloosheid
In sommige plekken in Nederland zijn er meer banen beschikbaar dan andere

Slide 16 - Slide

Waar denk je aan als je "productiefactoren" leest?

Slide 17 - Open question

Toegevoegde waarde
Alle productiefactoren bij elkaar opgeteld 

Slide 18 - Slide

Welke productiefactoren
zie je in deze afbeelding?
A
Kapitaal
B
Arbeid
C
Natuur
D
Ondernemerschap

Slide 19 - Quiz

Afschrijving 
Het geld wat je moet sparen om over een XX aantal jaren eenzelfde item te kopen.




De berekening: (Inkoopwaarde - Restwaarde)
                                  -------------------------------- = Afschrijving per
                                              Aantal periodes                            periode

Slide 20 - Slide

Noem een voorbeeld van bedrijfskosten ?

Slide 21 - Open question

Hoe bereken je de brutowinst ?
A
Omzet - inkoopwaarde
B
Nettowinst - bedrijfskosten
C
Afzet x verkoopprijs
D
Afzet x inkoopprijs

Slide 22 - Quiz

Afzet x Verkoopprijs 
Voor hoeveel het product is ingekocht 
Kosten die niet met de inkoop te maken hebben
Dit houdt de baas over voor zichzelf

Slide 23 - Slide

In welke sector werk een boer?
A
Primaire
B
Secundaire
C
Tertiaire
D
Quartaire

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

Toets gaat over H5 en H6

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide