H3.4 Waterkracht

Uitwerking van waterkracht
1 / 60
next
Slide 1: Slide
naskMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 60 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Uitwerking van waterkracht

Slide 1 - Slide

Opgave 34
34 In welk onderdeel van een waterkrachtcentrale: a stroomt het water van het stuwmeer naar de centrale?
..................

Slide 2 - Slide

Opgave 34
34 In welk onderdeel van een waterkrachtcentrale: a stroomt het water van het stuwmeer naar de centrale?
in de pijpleidingen

Slide 3 - Slide

Opgave 34
b-  brengt het water grote schoepenwielen in beweging?
............................

Slide 4 - Slide

Opgave 34
b-  brengt het water grote schoepenwielen in beweging?
in de waterturbine

Slide 5 - Slide

Opgave 34
c wekt die draaiende beweging elektrische energie op?
........................


Slide 6 - Slide

Opgave 34
c wekt die draaiende beweging elektrische energie op?
in de generator


Slide 7 - Slide

Opgave 34
d wordt de spanning opgevoerd voordat de energie aan het elektriciteitsnet wordt geleverd?
.........................

Slide 8 - Slide

Opgave 34
d wordt de spanning opgevoerd voordat de energie aan het elektriciteitsnet wordt geleverd?
in de transformator

Slide 9 - Slide

Opgave 35
35 Je kunt de hoeveelheid zwaarte-energie die een waterkrachtcentrale opneemt, berekenen met een formule.
a Die formule is: zwaarte-energie = 



Slide 10 - Slide

Opgave 35
35 Je kunt de hoeveelheid zwaarte-energie die een waterkrachtcentrale opneemt, berekenen met een formule.
a Die formule is: zwaarte-energie = massa x  de sterkte van de zwaartekracht x hoogte



Slide 11 - Slide

Opgave 35
b Schrijf de formule in symbolen.


Slide 12 - Slide

Opgave 35
b Schrijf de formule in symbolen.
Ez = m ∙ g ∙ h

Slide 13 - Slide

Opgave 36
36 Bereken de hoeveelheid zwaarte-energie:
a van een heiblok van 1500 kg dat 0,8 m boven de kop van een heipaal hangt.





Slide 14 - Slide

Opgave 36
36 Bereken de hoeveelheid zwaarte-energie:
a van een heiblok van 1500 kg dat 0,8 m boven de kop van een heipaal hangt.
Ez = m ∙ g ∙ h
  = 1500 × 10 × 0,8
  = 12 000 J





Slide 15 - Slide

Opgave 36
b van een meisje van 55 kg dat op een duikplank staat, 3 m boven het wateroppervlak.






Slide 16 - Slide

Opgave 36
b van een meisje van 55 kg dat op een duikplank staat, 3 m boven het wateroppervlak.
Ez = m ∙ g ∙ h
  = 55 × 10 × 3
  = 1650 J






Slide 17 - Slide

Opgave 36
c van 100 kg water die op het punt staat van een 40 m hoge waterval naar beneden te vallen.





Slide 18 - Slide

Opgave 36
c van 100 kg water die op het punt staat van een 40 m hoge waterval naar beneden te vallen.
Ez = m ∙ g ∙ h
= 100 × 10 × 40
= 40 000 J





Slide 19 - Slide

Opgave 37
37 Fons kampeert bij een stuwmeer in Frankrijk. Op een informatiebord leest hij dat het waterpeil in het stuwmeer niet constant is. In de winter staat het water wel drie meter hoger dan in de zomer.
a Hoe komt het dat het waterpeil ’s winters hoger is?







Slide 20 - Slide

Opgave 37
a Hoe komt het dat het waterpeil ’s winters hoger is?
In de herfst regent het veel. Daardoor stroomt er dan meer water het stuwmeer binnen dan ’s zomers. Ook verdampt er
’s zomers meer water






Slide 21 - Slide

Opgave 37
b In de stuwdam is een waterkrachtcentrale gebouwd. Het valt Fons op dat die centrale tijdelijk niet wordt gebruikt. De campingbaas vertelt hem dat dat ’s zomers altijd zo is.
Waarom zou het energiebedrijf de centrale ’s zomers
stilleggen?



Slide 22 - Slide

Opgave 37
Dat is nodig om te voorkomen dat het waterpeil nog verder daalt. of: ’s Zomers stroomt er te weinig water het meer in


Slide 23 - Slide

Opgave 38
38 In een stuwmeer staat ’s zomers vier meter water. In de winter staat in het meer zes meter water.
a Leg uit wat er gebeurt met de zwaarte-energie van het water als de waterstand twee meter stijgt.






Slide 24 - Slide

Opgave 38
De zwaarte-energie neemt toe,
omdat de hoogte van het water toeneemt
.






Slide 25 - Slide

Opgave 38
b Heeft het waterpeil ook invloed op het maximale elektrische vermogen (Pmax) dat de waterkrachtcentrale bij het meer kan leveren?
A Nee, dat heeft geen enkele invloed op Pmax.
 B Ja, bij een hoog waterpeil is Pmax groter.
C Ja, bij een hoog waterpeil is Pmax kleiner.







Slide 26 - Slide

Opgave 38
b Heeft het waterpeil ook invloed op het maximale elektrische vermogen (Pmax) dat de waterkrachtcentrale bij het meer kan leveren?
A Nee, dat heeft geen enkele invloed op Pmax.
 B Ja, bij een hoog waterpeil is Pmax groter. 
C Ja, bij een hoog waterpeil is Pmax kleiner.





Slide 27 - Slide

Opgave 39
39 Op een website wordt een overzicht gegeven van de waterkrachtcentrales in Nederland (figuur 13).
a Hoe groot is het maximale elektrische vermogen van de centrale in Maurik?


Slide 28 - Slide

Opgave 39
39 Op een website wordt een overzicht gegeven van de waterkrachtcentrales in Nederland (figuur 13).
a Hoe groot is het maximale elektrische vermogen van de centrale in Maurik?
10 MW

Slide 29 - Slide

Opgave 39
b Hoeveel elektrische energie heeft deze centrale in 2007 opgewekt: in GWh en in MWh?
          GWh =                    MWh




Slide 30 - Slide

Opgave 39
b Hoeveel elektrische energie heeft deze centrale in 2007 opgewekt: in GWh en in MWh?
24 GWh = 24 000 MWh




Slide 31 - Slide

Opgave 39
c Bereken hoeveel uur de centrale in Maurik heeft gewerkt. Ga ervan uit dat de centrale steeds het maximale vermogen heeft geleverd.


Slide 32 - Slide

Opgave 39
c Bereken hoeveel uur de centrale in Maurik heeft gewerkt. Ga ervan uit dat de centrale steeds het maximale vermogen heeft geleverd.

T = E /P = 24 000/10

= 2400 uur

Slide 33 - Slide

Opgave 39
d Reken je antwoord op vraag 39c om in dagen van 24 uur.






Slide 34 - Slide

Opgave 39
d Reken je antwoord op vraag 39c om in dagen van 24 uur.
2400 / 24 = 100 dagen





Slide 35 - Slide

Opgave 39
e Hoe komt het dat een waterkrachtcentrale niet het hele jaar door dag en nacht op zijn maximale
vermogen kan werken? Leg je antwoord uit.








Slide 36 - Slide

Opgave 39
e Hoe komt het dat een waterkrachtcentrale niet het hele jaar door dag en nacht op zijn maximale
vermogen kan werken? Leg je antwoord uit.
Dat komt doordat er lang niet altijd genoeg wateraanbod is. Als er te weinig water door de rivier stroomt, kan de waterkrachtcentrale niet het maximale vermogen leveren.








Slide 37 - Slide

Opgave 40
Door een beekje stroomt per minuut 4,8 m3 water. Dit water wordt gebruikt om een waterrad te laten draaien. Tussen het water voor en na het waterrad bestaat een hoogteverschil van 2,0 m.
a Bereken de zwaarte-energie van 4,8 m3 water op 2,0 m hoogte. 1 m3 water heeft een massa van 1000 kg.

Slide 38 - Slide

Opgave 40
Door een beekje stroomt per minuut 4,8 m3 water. Dit water wordt gebruikt om een waterrad te laten draaien. Tussen het water voor en na het waterrad bestaat een hoogteverschil van 2,0 m.
a Bereken de zwaarte-energie van 4,8 m3 water op 2,0 m hoogte. 1 m3 water heeft een massa van 1000 kg.
Ez = m r g r h = 4800 × 10 × 2 =
96 000 J = 96 kJ

Slide 39 - Slide

Opgave 40
b Bereken het opgenomen vermogen van het waterrad. Pop is in dit geval gelijk aan de hoeveelheid zwaarte-energie die per seconde wordt omgezet.



Slide 40 - Slide

Opgave 40
b Bereken het opgenomen vermogen van het waterrad. Pop is in dit geval gelijk aan de hoeveelheid zwaarte-energie die per seconde wordt omgezet.
P = E= 96 000= 1600 W
op t 60


Slide 41 - Slide

Opgave 40
c Het waterrad is gekoppeld aan een dynamo die elektrische energie opwekt. Het rendement van het waterrad en de dynamo samen is 50%.
Hoe groot is het elektrisch vermogen dat de dynamo levert?




Slide 42 - Slide

Opgave 40
c Het waterrad is gekoppeld aan een dynamo die elektrische energie opwekt. Het rendement van het waterrad en de dynamo samen is 50%.
Hoe groot is het elektrisch vermogen dat de dynamo levert?
Dat is 50% van 1600 W.
 1% van 1600 W = 16 W
50% van 1600 W =
50 × 16 = 800 W



Slide 43 - Slide

Opgave 41
Peter bouwt het model van een waterkrachtcentrale van afbeelding 18 van je handboek. Er is één verschil: in de emmer van Peter zit nu geen 1,5 kg water, maar 2,5 kg.
a Wat gebeurt er met de snelheid waarmee de
dynamo ronddraait?






Slide 44 - Slide

Opgave 41
Peter bouwt het model van een waterkrachtcentrale van afbeelding 18 van je handboek. Er is één verschil: in de emmer van Peter zit nu geen 1,5 kg water, maar 2,5 kg.
a Wat gebeurt er met de snelheid waarmee de
dynamo ronddraait?
De dynamo gaat sneller ronddraaien.





Slide 45 - Slide

Opgave 41
b Wat gebeurt er met het elektrische vermogen dat de dynamo levert?







Slide 46 - Slide

Opgave 41
b Wat gebeurt er met het elektrische vermogen dat de dynamo levert?
De dynamo zal een groter elektrisch vermogen leveren.






Slide 47 - Slide

Opgave 42
De tekst in figuur 14 komt uit een (vertaalde) advertentie van het Franse energiebedrijf EDF (Electricité de France).
a Met welke twee energiebronnen wordt in Frankrijk
90% van alle elektrische energie opgewekt?


Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide

Opgave 42
De tekst in figuur 14 komt uit een (vertaalde) advertentie van het Franse energiebedrijf EDF (Electricité de France).
a Met welke twee energiebronnen wordt in Frankrijk
90% van alle elektrische energie opgewekt?
kernenergie en waterkracht

Slide 50 - Slide

Opgave 42
b Welke voordelen van deze energiebronnen worden in de advertentie genoemd?


Slide 51 - Slide

Opgave 42
b Welke voordelen van deze energiebronnen worden in de advertentie genoemd?
geen productie van koolstofdioxide
en geen productie van stikstofoxiden en zwaveldioxide

Slide 52 - Slide

Opgave 42
c Welk nadeel van kernenergie wordt in de advertentie niet genoemd?



Slide 53 - Slide

Opgave 42
c Welk nadeel van kernenergie wordt in de advertentie niet genoemd?
Het kernafval zendt straling uit
die gevaarlijk is.


Slide 54 - Slide

Opgave 42
d Waarom noemt de advertentie dit nadeel niet, denk je?


Slide 55 - Slide

Opgave 42
d Waarom noemt de advertentie dit nadeel niet, denk je?
Het is een advertentie van het
energiebedrijf waarvan de kerncentrales zijn.


Slide 56 - Slide

Opgave 42
e Vind jij het juist dat kerncentrales en waterkrachtcentrales in de advertentie in één adem worden genoemd? Licht je antwoord toe.










Slide 57 - Slide

Opgave 42
e Vind jij het juist dat kerncentrales en waterkrachtcentrales in de advertentie in één adem worden genoemd? Licht je antwoord toe.
Bijvoorbeeld: Nee, waterkracht is een schone en duurzame energiebron. Er ontstaan geen afvalstoffen, en waterkracht kan ook niet opraken. Bij kernenergie is dat niet het geval. Of: Ja, want beide zijn een alternatief voor fossiele brandstoffen.





– staat η voor het

Pnut Ptot


∙ 100%

tijdelijk worden opgeslagen, en daar zorgen de accu’s voor.

Slide 58 - Slide

Opgave 42
f De Nederlandse energiebedrijven produceren verhoudingsgewijs veel meer koolstofdioxide dan de Franse.
Hoe komt dat?

Slide 59 - Slide

Opgave 42
f De Nederlandse energiebedrijven produceren verhoudingsgewijs veel meer koolstofdioxide dan de Franse.
Hoe komt dat?
De meeste centrales in Nederland werken op aardgas en steenkool (en stoten dus koolstofdioxide uit), terwijl in Frankrijk vooral kerncentrales en waterkracht- centrales worden gebruikt.

Slide 60 - Slide