Beeldbeschrijving

Goedenmiddag!
- CKV spullen op tafel, iPad, etui
- Mobiel in de tas
- Tas in de vensterbank
timer
1:00
1 / 54
next
Slide 1: Slide
Beeldende vormingMiddelbare schoolvmbo, mavo, havoLeerjaar 3

This lesson contains 54 slides, with text slides.

Items in this lesson

Goedenmiddag!
- CKV spullen op tafel, iPad, etui
- Mobiel in de tas
- Tas in de vensterbank
timer
1:00

Slide 1 - Slide

Beeldbeschouwen:
Wat zie je?

Slide 2 - Slide

inhoud
1. wat zie je?
2. Materiaal, textuur
3. Contouren
4. Compositie
5. Ruimte
6. Licht
7. Kleur
8. Beweging
9. Standpunt
10. Functie

Slide 3 - Slide

Wat zie je? 

Slide 4 - Slide

Salvador Dali
"De volharding van de herinnering"
Gaat over visioen van Dali, over camembert, over vergaan van de tijd en over verval. Hijzelf staat ook in het schilderij. Daarnaast gaat het ook over vananderingen in Dali zijn leven.

Hoe zie je dat in het schilderij?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Materiaal, penseelvoering en textuur 
Elke kunstenaar heeft een eigen manier waarop hij/zij het penseel gebruikt, van schetsmatig tot heel nauwkeurig, van egaal en glad of ruw, ruig en borstelig. Dit heet penseelvoering. Onder textuur wordt het oppervlak van de verf verstaan, dat kan glad, ruw of grof zijn. 

Slide 7 - Slide

Paul Cezanne (grof)
Mand met appelen 1893
Adriaen Coorte (fijn)
stilleven met asperges 1697

Slide 8 - Slide

Tames Oud
Schelpenzee 1938

Slide 9 - Slide

Anton van Dyck 
Lady Frances Cranfield 1627

Slide 10 - Slide

Contouren
Een kunstwerk bestaat uit verschillende, losse elementen, die samen een geheel vormen. 
De begrenzing van delen noemen we contouren of omtreklijnen. Contouren kunnen hard en lijnmatig zijn, maar ook brokkelig of zacht

Slide 11 - Slide

Lijntekening
Schilderij kippen

Slide 12 - Slide

Lineair - Picturaal
Sommige schilderijen zijn lineair, dat zijn tekenachtige, lijnmatige schilderijen. De contouren zijn scherp en duidelijk.
Picturaal: schilderachtige overheerst. Contouren zijn zacht en de overgangen vaag. 

Slide 13 - Slide

Lineair
Picturaal

Slide 14 - Slide

Wat is compositie?
Compositie is de manier waarop de onderdelen van een kunstwerk geordend worden. 
Iedere compositie heeft een ander effect op het kunstwerk.



Johannes Vermeer, Meisje met de 
parel ± 1665-1667, olieverf op doek

Slide 15 - Slide

Symmetrische compositie
Een symmetrische compositie wordt gekenmerkt doordat het werk is te verdelen in 2 helften die min of meer elkaars spiegelbeeld zijn. Dat kan heel precies, maar dat hoeft niet. De spiegeling kan horizontaal, verticaal of diagonaal zijn. 
Symmetrie heeft een statisch (rustig, stilstaand) effect.

Slide 16 - Slide

Asymmetrische compositie
Is er geen symmetrie aanwezig dan noemen we de compositie asymmetrisch. Het heeft een dynamisch (druk, beweeglijk) effect.

Slide 17 - Slide

Centrale compositie
Als je aandacht naar het midden van het beeldvlak wordt getrokken, spreken we van een centrale compositie. 
Een centrale compositie heeft een statisch effect.

Slide 18 - Slide

Geometrische compositie
In de compositie zijn geometrische vormen te herkennen, zoals een rechthoek, cirkel of driehoek. 
Een geometrische compositie heeft een statisch effect.

Slide 19 - Slide

Driehoeks compositie
In de compositie is de vorm van een driehoek te herkennen. De belangrijkste onderdelen in de voorstelling zijn binnen deze driehoek geplaatst. Een driehoekscompositie kan een statisch of dynamisch effect hebben, afhankelijk van de voorstelling.

Statisch

Slide 20 - Slide

Over-all compositie
Alle onderdelen van de compositie zijn hetzelfde, doen patroonachtig aan en staan verspreid over het beeldvlak. 
Ze lijken buiten het schilderij tot in het oneindige door te kunnen gaan.
Het kan een statisch of dynamisch effect hebben, afhankelijk van de voorstelling.

Slide 21 - Slide

Horizontale compositie
De onderdelen van een compositie zijn vooral horizontaal gerangschikt, Een horizontale compositie heeft een statisch effect. 


Slide 22 - Slide

Verticale compositie
De belangrijkste onderdelen zijn in een verticale lijn geordend, van boven naar beneden. Ook dit heeft een statisch effect. 



Slide 23 - Slide

Diagonale compositie
In een diagonale compositie zijn de onderdelen diagonaal geordend of er zit een diagonale richting in. 
Dit heeft een dynamisch effect.


Slide 24 - Slide

Herhaling 
Wanneer gelijksoortige vormen, kleuren en lijnen op een regelmatige manier in een compositie terugkomen.
Het kan een statisch of dynamisch effect hebben, afhankelijk van de voorstelling.


Slide 25 - Slide

Dynamische compositie
Een compositie waar beweging in zit of in lijkt te zitten. Bijvoorbeeld door diagonale lijnen en uitstekende delen. Dit heeft een dynamisch effect. 


Slide 26 - Slide

Afsnijding 
Een gedeelte van de afbeelding staat niet op het beeldvlak, het wordt door het de rand afgesneden.
Hierdoor ontsaat het effect van ruimte/diepte.

Slide 27 - Slide

Overlapping compositie
De onderdelen van een compositie staan achter andere onderdelen, waardoor je die andere onderdelen maar gedeeltelijk ziet. 
Daardoor lijkt het of de vormen achter elkaar in de ruimte staan. Hierdoor ontsaat het effect van ruimte/diepte.

Slide 28 - Slide

 Ruimte 

Slide 29 - Slide

Ruimte
Overlapping - verkleining - afsnijding
Naast perspectief kan je ook overlapping, verkleining en afsnijding gebruiken in je werk. Ook daarmee creer je ruimte in je werk.

Slide 30 - Slide

Overlapping

Onderdelen over elkaar heen plaatsen.

Daardoor lijken de bomen op de achterste rij verder weg.

Slide 31 - Slide

Verkleining
Voorwerpen groot op de voorgrond en klein op de achtergrond. Daardoor lijken de boten op de achtergrond verder weg.

Slide 32 - Slide

Afsnijding

Voorwerpen aan de rand van het papier afnijden. Daardoor wordt een tekening veel ruimelijker.


Slide 33 - Slide

(atmos)sferisch perspectief

De kunstenaar laat ruimte zien door kleur: vooraan warme heldere kleuren, en hoe meer naar achteren hoe koeler en vergrijsde kleuren. 

Slide 34 - Slide

Licht /       Schaduw
Zonder licht kunnen we niet zien. Zonder licht is er ook geen schaduw. 

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Als ergens licht op valt dan krijg je schaduw. Er zijn verschillende soorten schaduw: 

Eigenschaduw: Dit is de schaduw die ontstaat óp het belichte object. Het benadrukt de vorm van dat object en geeft het object plasticiteit. 




 Slagschaduw: De slagschaduw is de schaduw
die een belicht voorwerp werpt op zijn omgeving (dit kan bijvoorbeeld een ander object zijn). Deze schaduw is geen onderdeel van het object maar van zijn omgeving, en benadrukt de ruimte. 

Slide 37 - Slide

Licht/donker contrast: schilderis gebruiken licht en schaduw om de ruimte aan te geven. Extreem licht/donker noemen we Clair-obscur

Slide 38 - Slide

Licht als onderwerp

Slide 39 - Slide

Symboliek

Slide 40 - Slide

Spiegeling en reflectie

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Kleur als emotionele waarde: sommige kleuren hebben een gevoelswaarde. bv. grijze kleuren = droevig, geel = vrolijk

Slide 46 - Slide

Kleur als symboolwaarde: bijvoorbeeld
wit = onschuld, blauw = water, rood = duivel

Slide 47 - Slide

Beweging
Beweging
Beweging
Beweging in een schilderij is een illussie - het is er niet echt maar lijkt alsof. De kunstenaar koos 1 moment uit om de hele beeging te suggureren. De ogen maken de bevroren beweging op het doek af. 
Dit kan ook door rimte, herhaling gemaakt worden. 

Slide 48 - Slide

Ritme / herhaling
Vage vormen, strepen / lijnen

Slide 49 - Slide

Standpunt
Het standpunt hoe de kunstenaar het schilderij heeft gemaakt: hoog - zoals een vogel, laag - zoals kleine dieren of kinderen, of op ooghoogte. 

Slide 50 - Slide

Laag standpunt
Hoog standpunt

Slide 51 - Slide

Functie / betekenis
Met alles wat je nu weet, kun je gaan bedenken wat de bedoeling is van het schilderij. Wat wil de kunstenaar ons vertellen? Soms kan de titel hulpzaam zijn. 
Verteld het een verhaal, symbool, decoratie, emoties, kunst-om-kunst

Slide 52 - Slide

Slagveld
De dood

Slide 53 - Slide

Decor klaprozen
Emoties

Slide 54 - Slide