Wiederholung Kapitel 2+3

Kapitel 2 "die Familie" + Kapitel 3 "Essen" - Wiederholung
1 / 43
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Kapitel 2 "die Familie" + Kapitel 3 "Essen" - Wiederholung

Slide 1 - Slide

Hoe vertaal je nu ook weer het bepaald lidwoord "de/het" naar het Duits?

Slide 2 - Open question

Slide 3 - Slide

Welke woorden zijn
zoal mannelijk in het Duits?

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Slide

Welke woorden zijn
zoal onzijdig?

Slide 6 - Mind map

Slide 7 - Slide

En welke woorden zijn
vrouwelijk?

Slide 8 - Mind map

Slide 9 - Slide

Vul het juiste lidwoord aan:
_____ Frühling (lente)
A
der
B
die (enkelvoud)
C
das
D
die (meervoud)

Slide 10 - Quiz

Vul het juiste lidwoord aan:
____ Lehrerin
A
der
B
die (enkelvoud)
C
das
D
die (meervoud)

Slide 11 - Quiz

Vul het juiste lidwoord aan:
_____ Eltern
A
der
B
die (enkelvoud)
C
das
D
die (meervoud)

Slide 12 - Quiz

Vul het juiste lidwoord aan:
_____ Übung
A
der
B
die (enkelvoud)
C
das
D
die(meervoud)

Slide 13 - Quiz

Welke woorden in het Duits krijgen zo allen een hoofdletter?

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Voeg het juiste aantal hoofdletters toe:
ich habe das buch in münchen mit anna gelesen.
A
Ich habe das buch in München mit anna gelesen.
B
Ich habe das Buch in München mit anna gelesen.
C
Ich habe das Buch in München mit Anna gelesen.
D
Ich habe das buch in München mit Anna gelesen.

Slide 16 - Quiz

Voeg het juiste aantal hoofdletters toe:
haben sie noch einen tisch für zwei personen, herr kellner?
A
Haben Sie noch einen Tisch für Zwei Personen, herr Kellner?
B
Haben Sie noch einen Tisch für zwei Personen, Herr Kellner?
C
Haben sie noch einen Tisch für Zwei Personen, herr Kellner?
D
Haben sie noch einen Tisch für Zwei Personen, Herr Kellner?

Slide 17 - Quiz

Waarvoor dient een
rangtelwoord?

Slide 18 - Mind map

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Hoe schrijf je het rangtelwoord voluit?
Das ist das 6. Kind
A
sechte
B
sechste
C
sechsste
D
sechstete

Slide 21 - Quiz

Hoe schrijf je voluit?
Morgen ist der 8. August
A
achtste
B
achtse
C
achte
D
achste

Slide 22 - Quiz

Vertaal de volgende zin:
Op dinsdag komt hij om 17 uur.
A
Um Dinstag kommt er am 17 Uhr
B
Am Dinstag kommt er am 17 Uhr
C
Am Dienstag kommt er am 17 Uhr
D
Am Dienstag kommt er um 17 Uhr

Slide 23 - Quiz

Vertaal de volgende zin:
Vandaag is het 7 januari
A
Vontag ist der siebente Januar
B
Vontag is der siebte Januar
C
Heute ist der siebte Januar
D
Heute ist der siebente Januar

Slide 24 - Quiz

Wat heeft het ezelsbruggejte "Feesttenten" met de vervoeging van de zwakke werkwoorden te maken?

Slide 25 - Open question

Hoe maak je normaal gezien het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden?

Slide 26 - Open question

Slide 27 - Slide

Wat is speciaal aan ww
met stam op -d/-t?

Slide 28 - Mind map

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Wat is speciaal aan de
ww op sisklank?

Slide 31 - Mind map

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Vul aan met de juiste vervoeging in de juiste tijd: (arbeiten) Er ____ den ganzen Tag.
A
arbeite
B
arbeitet
C
arbeittet
D
arbeit

Slide 34 - Quiz

Vul de juiste vorm van het werkwoord in: (atmen) Wir haben schwierig (moeilijk)___
A
atmen
B
atmet
C
geatmt
D
geatmet

Slide 35 - Quiz

Vul de juiste vorm van het werkwoord in: (leben) Ihr ___ schon 4 Jahren in Deutschland.
A
lebe
B
lebet
C
leben
D
lebt

Slide 36 - Quiz

Hoe vertaal je een/geen
in het Duits?

Slide 37 - Mind map

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Vul de juiste vertalingen en uitgangen in: Es ist (haar) Kind.
A
euer
B
Ihr
C
ihr
D
dein

Slide 41 - Quiz

Vul de juiste vertaling aan:
Herr Ober, (onze)___ Suppe ist kalt.
A
unse
B
unsere
C
eure
D
Ihre

Slide 42 - Quiz

Vul met de juiste vertaling en uitgang aan:
Ich mag (geen)___ Fleisch
A
kein
B
keine
C
ein
D
eine

Slide 43 - Quiz