Lijdend voorwerp

Welkom!
- Telefoon in telefoontas
- Rustig gaan zitten -> plattegrond
- Chromebook + leesboek op tafel, nog niet openmaken
- Monden dicht
1 / 11
next
Slide 1: Slide
Middelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom!
- Telefoon in telefoontas
- Rustig gaan zitten -> plattegrond
- Chromebook + leesboek op tafel, nog niet openmaken
- Monden dicht

Slide 1 - Slide

Lijdend voorwerp
Grammatica zinsdelen

Slide 2 - Slide

Mijn moeder heeft een taart gebakken

pv =

wg =

ow =


Welke zinsdeel is er over? 

Slide 3 - Slide

Mijn moeder heeft een taart gebakken

pv = heeft

wg = heeft gebakken

ow ( wie/wat + pv/wg?) = mijn moeder


over  = een taart,

 Je krijgt het antwoord "een taart" als je de vraag 

"wie/wat + pv + ow" stelt.

Slide 4 - Slide

Lijdend voorwerp

Degene/het voorwerp waar iets mee wordt gedaan. Hij "lijdt" eronder dat het onderwerp het/hem/haar gebruikt.


Wie/wat + gezegde + onderwerp?
Het antwoord op die vraag is het lijdend voorwerp.



Slide 5 - Slide

Voorbeeld:
Hij maakt zijn huiswerk.
pv = maakt
ow = hij
wg = maakt
     Wie / wat maakt hij?
     Antwoord: zijn huiswerk
     "zijn huiswerk" is lijdend voorwerp

Slide 6 - Slide

Voorbeeld:
Ze waarschuwden hem niet op tijd.

    Wie/wat waarschuwden ze?
     Antwoord: hem
     "Hem" is lijdend voorwerp

Slide 7 - Slide

De jongens gooiden sneeuwballen

lv=?
A
de jongens
B
gooiden
C
sneeuwballen

Slide 8 - Quiz

De mees kon een nestje bouwen in het nieuwe vogelhuisje.
Lv=?

Slide 9 - Open question

Hij vond zijn ontbijt tenslotte in de koelkast.
Lv=?

Slide 10 - Open question

Aan de slag!

H3 taalverzorging 1 (lijdend voorwerp)
Maken: alle opdrachten behalve de startopdracht
Je mag rustig samenwerken (fluisteren).
Je mag muziek luisteren.
Klaar? Even laten checken en daarna rustig iets voor jezelf doen.

Slide 11 - Slide