Sector 13 - Zwangerschap en geboorte

Sector 13 - Zwangerschap en geboorte
1 / 55
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 55 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Sector 13 - Zwangerschap en geboorte

Slide 1 - Slide

Menstruatiecyclus

Slide 2 - Slide

Lesdoelen

  • Ik kan uitleggen wat de functie van de placenta is.
  • Ik kan de bevruchte eicel juist benoemen na iedere periode (zygote, embryo, foetus)
  • Ik kan de eerste periode na de bevruchting verklaren (innesteling, placenta)



  • Ik kan de drie fases van de geboorte opsommen en uitleggen.
  • Ik kan de functie van vruchtvliezen en vruchtwater verklaren.
  • Ik kan de functie van de navelstreng uitleggen.

Slide 3 - Slide

De bevruchting

Slide 4 - Slide

Bevruchting
Een eicel wordt bevrucht in de eileider, waarna innesteling in de baarmoeder plaatsvindt. 

Bevruchting door een spermacel. 

We noemen de bevruchte eicel een zygote.

Slide 5 - Slide

Innesteling van de zygote

Slide 6 - Slide

Innesteling
Innesteling

Slide 7 - Slide

Innesteling
innesteling:
Het klompje cellen zet zich vast in het baarmoederslijmvlies.

De vrouw is dan zwanger.





Slide 8 - Slide

Na innesteling

We noemen de bevruchte eicel een embryo.

De ontwikkeling gaat verder.

Slide 9 - Slide

De placenta

Slide 10 - Slide

Wat is een placenta/ moederkoek?

Slide 11 - Mind map

Vorming van placenta
Bestaat uit weefsels van moeder en van het embryo.

Zuurstof + voedingstoffen naar de embryo.

Koolstofdioxide + afvalstoffen naar de moeder.

Maar ook ziekteverwekkers, alcohol, nicotine...

Slide 12 - Slide

Navelstreng
  • De navelstreng is de verbinding tussen placenta en embryo.
  • De navelstreng zorgt dat het embryo voedingsstoffen krijgt. 
  • Afvalstoffen van het embryo gaan via de navelstreng naar de placenta. 

Slide 13 - Slide

Navelstreng
Navelstrengslagaders: zuurstofarm.
Navelstrengaders: zuurstofrijk

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Vruchtvliezen en vruchtwater

Slide 17 - Slide

vruchtvliezen en vruchtwater
  • Vruchtvliezen liggen om het embryo heen. 
  • In de vruchtvliezen bevindt zich het vruchtwater.
  • Het embryo ligt in het vruchtwater. 
  • het vruchtwater beschermt het embryo tegen stoten, uitdroging en wisseling van temperatuur. 
  • Het embryo kan in het vruchtwater gemakkelijk bewegen

Slide 18 - Slide

Verloop zwangerschap

Slide 19 - Slide

Maand 1- 3
Na innesteling -> ontstaan alle organen

Na 8 weken -> al een klein mensje


Slide 20 - Slide

Maand 4- 9

Bij zowel embryo als foetus werken de hersenen, spieren, hart en bloedvaten al.

Slide 21 - Slide

Vordering maand 1- 9

Slide 22 - Slide

Zwangere vrouw
De eerste 12 weken is er weinig te zien. 
Wel kunnen vrouwen: moe, misselijk zijn en trek in ander eten krijgen.
Bij 20 weken wordt de buik van de moeder dikker.
Organen van de moeder komen in verdrukking 
Gevolg: vaker naar wc 
De borsten worden groter(melkklieren groeien)

Slide 23 - Slide

Zwangerschap

Slide 24 - Slide

Zwangerschap

Slide 25 - Slide

Hoe lang duurt een zwangerschap (in weken)?

Slide 26 - Mind map

Geboorte

Slide 27 - Slide

3 fasen
De geboorte bestaat uit 3 fasen:

- De ontsluiting
- De uitdrijving
- De nageboorte

Slide 28 - Slide

Fase 1: De ontsluiting
  • De bevalling begint met weeën
  • Door de weeën wordt de onderkant van de baarmoeder wijder.
  • Dat heet ontsluiting.
  • Tijdens de ontsluiting breken de vruchtvliezen. 
  • Vruchtwater vloeit via de vagina weg.
  • De ontsluiting: 10cm

Slide 29 - Slide

Fase 2: De uitdrijving
De weeën worden steeds krachtiger. 
De spieren in de buikwand gaan zich nu ook samentrekken. 
Door de persweeën wordt het kindje naar buiten geperst. 
Dit heet uitdrijving.
De uitdrijving kan een paar seconden duren, maar ook een paar uur. 

Slide 30 - Slide

Fase 3: De nageboorte
Er moeten nog 3 delen uitgedreven worden. 
de placenta - de vruchtvliezen - de rest van de navelstreng
Dit noemen we de nageboorte.
Deze komt ongeveer 15 minuten na de geboorte van het kindje. 

Slide 31 - Slide

Fase 3: De nageboorte

Slide 32 - Slide

Bij de baby
  • De baby begint meteen te huilen. Dat is prima! dan is de ademhaling goed op gang gekomen. 

Slide 33 - Slide

De navelstreng
Het restje van de navelstreng droogt uit. Dit duurt ongeveer een week. Daarna valt dit er af. 
Hierdoor ontstaat bij het kind een litteken op de buik. 
Dit is de navel.

Slide 34 - Slide

Normale ligging
(hoofdje komt eerst) 

Stuitligging
(kontje of voetjes komen eerst) 

Slide 35 - Slide

Ligging van de foetus
Ligging van de foetus

Slide 36 - Slide

De geboorte in realiteit.
https://www.youtube.com/watch?v=WU8Aw50xVeI

Slide 37 - Slide

De keizersnede.
https://www.youtube.com/watch?v=9DfAaI1yr_Q

Slide 38 - Slide

Extra info: tweelingen

Slide 39 - Slide

Tweelingen
Eeneiige tweeling
  • 1 eicel
  • 1 zaadcel
  • 1 bevruchting
  • Hetzelfde geslacht en uiterlijk
Twee-eiige tweeling
  • 2 eicellen
  • 2 zaadcellen
  • 2 keer bevruchting
  • Zien er anders uit/ kan ander geslacht hebben

Slide 40 - Slide

Oefeningen

Slide 41 - Slide

Wordt een vrouw tijdens de
zwangerschap ongesteld?
A
ja
B
nee

Slide 42 - Quiz

Hoe lang duurt een zwangerschap gemiddeld? In weken, enkel het getal.

Slide 43 - Open question

Wat doet de placenta?
A
wisselt stoffen uit met baby
B
wisselt stoffen uit met moeder
C
beide antwoorden zijn goed
D
beide antwoorden zijn fout

Slide 44 - Quiz

Wat is een andere naam voor placenta?
A
Embryo
B
Moederkoek
C
Foetus
D
Navelstreng

Slide 45 - Quiz

Door de navelstreng stroomt
A
bloed van de moeder
B
Bloed van de baby
C
Bloed van moeder en baby

Slide 46 - Quiz

Van wie zijn de bloedvaten in de navelstreng?
A
Van het embryo
B
Van de moeder
C
Van beiden

Slide 47 - Quiz

Via de navelstreng
A
Is de embryo verbonden met de baarmoeder
B
Krijgt de embryo voeding en zuurstof
C
Geeft de embryo afval stoffen af
D
Is de embryo verbonden met de placenta

Slide 48 - Quiz

Kenmerk dat bij de geboorte al aanwezig is
A
primair geslachtskenmerk
B
secundair geslachtskenmerk

Slide 49 - Quiz

De eerste stap van de geboorte is de ontsluiting
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 50 - Quiz

Wat gebeurt er tijdens de ontsluiting?
A
Het kindje wordt naar buiten geduwd.
B
De placenta wordt naar buiten geduwd.
C
De spieren in de baarmoederwand trekken samen.
D
De baarmoedermond gaat open.

Slide 51 - Quiz

Wat gebeurt er tijdens de nageboorte?
A
De baby komt naar buiten
B
De baby gaat goed liggen
C
De baarmoedermond gaat open staan
D
De vruchtvliezen, navelstreng en placenta komen naar buiten

Slide 52 - Quiz

Wat is het verschil tussen een foetus en een embryo?
A
Een embryo ontwikkelt en een foetus groeit.
B
Een embryo groeit en een foetus ontwikkelt.
C
Een embryo is vanaf 3 weken en foetus de rest.
D
Een foetus is de eerste 12 weken en embryo de rest.

Slide 53 - Quiz

Als bij een vrouw een zygote voorkomt, waar bevindt deze zygote zich dan gewoonlijk?
A
In de baarmoeder
B
In een eileider
C
In een eierstok
D
In de vagina

Slide 54 - Quiz

Wat is een zygote?
A
De eerste cel van het nieuwe organisme
B
stadium na embryo, twee maanden oud
C
16 tot 32 stamcellen
D
De eicel net voor de bevruchting

Slide 55 - Quiz