This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 70 min
Items in this lesson
VO4 - Les 3 Meer dan lezen & Spelling
Goedemorgen!
Is iedereen aanwezig?
Slide 1 - Slide
www.nu.nl
Slide 2 - Link
Wat gaan we vandaag doen?
Leesautobiografie - allemaal ingeleverd?
Huiswerk - hoe ging het?
Meer dan lezen: bespreken huiswerk
Meer dan lezen: opdracht 12
Spelling
Huiswerk en volgende week*
Slide 3 - Slide
Leesautobiografie
En wat nu?
Ik kijk ze na en geef jullie feedback
Bijhouden wat je dit jaar leest
Boeken, tijdschriften, luisterboeken, nieuws
Slide 4 - Slide
De hoofdgedachte van een uiteenzetting is vaak een constatering (=vaststelling van een feit of een verschijnsel).
A
juist
B
onjuist
Slide 5 - Quiz
De schrijver wil zijn lezers zelf over iets na laten denken, zodat ze zich er een mening over kunnen vormen. Deze omschrijving hoort bij een...
A
uiteenzetting
B
betoog
C
beschouwing
Slide 6 - Quiz
De snelheid op autowegen moet weer omhoog naar 120 kilometer per uur. Deze hoofdgedachte past bij een ...
A
beschouwing
B
betoog
C
uiteenzetting
Slide 7 - Quiz
Er worden steeds meer maatregelen bedacht om het gebruik van plastic tegen te gaan. Deze hoofdgedachte past bij een ...
A
Beschouwing
B
Betoog
C
Uiteenzetting
Slide 8 - Quiz
Meer dan Lezen - Opdracht 12
Een informerende presentatie houden
Lees blz. 17 in het boek
Lees opdracht 12
Kies een onderwerp
Bereid een presentatie van 5-8 minuten voor, voor zaterdag 20 september
Feedbackformulier
Slide 9 - Slide
Welk onderwerp kies jij?
Slide 10 - Open question
Deel 2 - spelling
Huiswerk bespreken
Werkwoordspelling
Persoonsvorm
Slide 11 - Slide
Wie keek het filmpje bij Opdracht 2? (regel ’t (e) x - f (o) k s ch (aa) p)
Nee
Slide 12 - Poll
Wie wil er graag meer oefenen met werkwoordspelling?
Nee, ik snap het helemaal
Waarom moet dat?
Slide 13 - Poll
Extra oefenen persoonsvorm
Slide 14 - Slide
Werkwoordspelling
In deze les worden alle mogelijke werkwoordvormen en hun spellingwijze nog een keer samengevat.
Slide 15 - Slide
Vormen
Persoonsvorm tegenwoordige tijd PVTT
Persoonsvorm verleden tijd PVVT
Gebiedende wijs GW
Voltooid deelwoord VD
Onvoltooid deelwoord OD
Infinitief (hele werkwoord) INF
Bijvoeglijk naamwoord BN
Slide 16 - Slide
De hamvraag
Voor een correcte werkwoordspelling, moet je altijd eerst een belangrijke vraag stellen, namelijk:
heb ik te maken met een persoonsvorm?
Slide 17 - Slide
Hoe vind je de persoonsvorm?
Slide 18 - Mind map
Hoe vind je de persoonsvorm?
1. Als je de zin in een andere tijd zet, verandert de persoonsvorm.
2. Als je de zin van enkelvoud naar meervoud verandert of andersom, verandert de persoonsvorm.
(3. Als je de zin vragend maakt, komt de persoonsvorm op de eerste plaats.)
Slide 19 - Slide
Controleren?
Terwijl de zon onderging, speelden de kinderen in het park, terwijl hun ouders naar de markt liepen om boodschappen te doen.
Slide 20 - Slide
Hoe spel je de pv?
In de volgende twee overzichtjes zie je hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en de persoonsvorm van een zwak werkwoord in de verleden tijd moet spellen.
Slide 21 - Slide
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Kijk even goed naar dat sterretje. Daar gaat de volgende vraag over!
Slide 22 - Slide
Waarom stond er op de slide hiervoor een sterretje bij de je-vorm?
Slide 23 - Open question
Met of zonder t?
Vind/Vindt je een kopje thee ook zo lekker?
Vind/Vindt je docent Nederlands een kopje thee ook zo lekker?
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
VT: de(n) of te(n)?
Pas wel op bij bijzondere werkwoorden als: verhuizen
hele werkwoord -en = stam : verhuizen
laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?: nee
dus de(n)
ik-vorm van werkwoord + uitgang : verhuiSde(n)
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
VT: sterke werkwoorden
Je schrijft wat je hoort: sloeg, riep, brak, dacht, reed (en je gebruikt de 'gewone' spelregels als de 'langermaakregel'!).
Een lijst van de meest voorkomende sterke werkwoorden kun je via deze link vinden: