Periode 3 les 10 // terugblik

Terugblik Interbellum & WOII
1 / 21
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Terugblik Interbellum & WOII

Slide 1 - Slide

3 Landen tijdens het Interbellum
Sovjet-Unie | 1919-1939 | 
Duitsland | 1919-1939 | 
Italië | 1919-1939 |

Slide 2 - Slide

Sovjet-Unie

Nazi-Duitsland

Collectivisatie
Rassenleer
Communisme
NSDAP
Machtingswet
Planeconomie
Rijksdagbrand

Slide 3 - Drag question

Bron analyse: spotprenten
Hoe analyseer je ook alweer een spotprent?
1) Bijschrift lezen!
2) Wat zie je? NIET interpreteren
3) Wat betekent het?
4) Wat weet je van de tekenaar?
5) Conclusie

Slide 4 - Slide

Bron analyse: spotprenten

1: Wat is de boodschap van de bron in combinatie met meerdere historische begrippen en bronelementen. 
2: Wat zou de maker van de spotprent nastreven?


Slide 5 - Slide

Spotprent analyse
  • Welke boodschap geeft de maker van de prent:
  1. Welke historische begrippen herken je?
  2. Welke typerende kenmerken zie je?
  3. Welke propagandatechniek herken je?
Hier zie je een rode ijsberg. Rood is de kleur van het communisme! De hamer en sikkel zijn symbolen van de communistische SU.
Hier zit 'Uncle Sam'. Deze persoon staat altijd symbool voor de Verenigde Staten.
We zien hier een typisch Amerikaans schip, de Titanic. Dit schip zou zogenaamd onverwoestbaar zijn, maar kwam in 1912 in aanvaring met een ijsberg en zonk. Het schip komt in deze tekening bijna in aanvaring met een 'communistische' ijsrots. Waar waarschuwt de tekenaar voor? Verwerk dit in je antwoord! 
Hier zie je allemaal landen die communistisch werden. Ze worden als grafstenen afgebeeld. Wat wil de tekenaar hiermee zeggen denk je? Verwerk dit in je antwoord!

Slide 6 - Slide

Bron analyse: spotprenten

Welke boodschap wil de maker van deze spotprent overbrengen?



Een duif staat altijd symbool voor vrede. De VS schildert zichzelf altijd af als vredelievend en democratisch.
Deze 'duif' transporteert een atoombom richting Hiroshima.

Slide 7 - Slide

Bijschrift: CCCP staat voor de Sovjet-Unie

Slide 8 - Slide

Welke begrippen passen het beste bij deze bron?
A
Italië, Mussolini en persoonsverheerlijking
B
Sovjet-Unie, Lenin en Propaganda
C
Sovjet-Unie, Lenin en persoonsverheerlijking
D
Sovjet-Unie, Stalin en persoonsverheerlijking

Slide 9 - Quiz

Titel: de ruggengraat van de Sovjet-Unie

Slide 10 - Slide

Wat zien we op deze bron terug?
A
Nazi Duistland, verheerlijking arbeiders
B
Dit is persoonsverheerlijking van Stalin en de communistische partij
C
Verheerlijking van arbeiders en de boeren in de Sovjet-Unie
D
Een verheerlijking van het begrip collectivisatie

Slide 11 - Quiz

Bijschrift: Prent uit 1939, Hij blijft nu misschien wel stil!
Rechts staat: Afspraken van München en extra toezeggingen

Slide 12 - Slide

Welk begrip hoort bij deze bron?
A
Molotov-Ribbentroppact
B
Operatie Barbarossa
C
Antisemitisme
D
Appeasementpolitiek

Slide 13 - Quiz

Over welke gebeurtenis
gaat deze bron?
A
Slag om Stalingrad
B
Operatie Barbarossa
C
Molotov-Ribbentrop pact
D
Appeasmentpolitiek

Slide 14 - Quiz

De Tweede Wereldoorlog en historische vaardigheden
Wat moet je weten en kunnen?

1. In chronologische volgorde plaatsen van de gebeurtenissen uit WOII
2. Begrippen, start, verloop en eind van WOII
2. Oorzaak en gevolg kunnen uitleggen.
3. Verschil direct en indirecte oorzaak
4. Verschil bedoeld en onbedoeld gevolg

Slide 15 - Slide

1938
1933
1935
1939
Hitler grijpt de macht
Anschluss
Conferentie van Munchen
Duitsland valt Polen binnen
Kristallnacht
Molotov-Ribbentrop pact
Neurenberger wetten

Slide 16 - Drag question

1940
1941
1942
1943
1945
1944
1946
Blitzkrieg
Barbarossa
Slag om Stalingrad
Pearl Harbor
Battle of Britain
Wannsee
Start deportaties
D-Day
Operatie Market Garden
Spoorwegstaking
Februaristaking
Duitsland en Japan capituleeren
Indonesie krijgt soevereiniteit
Atoombommen gegooid

Slide 17 - Drag question

1: Operatie Barbarossa
2: D-Day
3: Invasie van Polen
4: Conferentie van München
5: Invoering machtingswet
A
1,2,3,4,5
B
3,4,5,1,2
C
4,5,3,2,1
D
5,4,3,1,2

Slide 18 - Quiz

Historische vaardigheid: Oorzaak - Gevolg
  • Oorzaken: waarom iets gebeurt
  • Indirect = dingen die al langer spelen

  • Direct = de aanleiding, de  "druppel"                Voorbeeld?

  • Gevolg = resultaat van een gebeurtenis
  • Gevolgen op korte termijn: direct na de gebeurtenis
  • Gevolgen op lange termijn: komen pas later

Slide 19 - Slide

Historische vaardigheid: oorzaak-gevolg
Een oorzaak kan bedoelde en onbedoelde gevolgen hebben
Bedoeld gevolg: Een gevolg dat de bedoeling was van de oorzaak
Onbedoeld gevolg:  Een gevolg dat niet de bedoeling was van de oorzaak, zonder opzet, per ongeluk. 

Slide 20 - Slide

1. Wat is een gevolg op korte termijn, en wat op lange termijn?
2. Is het genoemde gevolg een bedoeld of een onbedoeld gevolg?
            3. Welk onbedoeld gevolg van deze oorzaak kan je bedenken?

Slide 21 - Slide