Inwoners en de taal van een land: In Duitsland praten de Duitsers Duits.
Namen van bedrijven en instellingen: Jumbo, Rabobank
merken: Nike, Adidas, Lays
Titels van boeken, films etc. The Walking Dead, Spijt
Heilige personen en boeken: God, de Koran, Boeddha
Feestdagen: Kerst niet Kerstvakantie!
Slide 25 - Slide
Over Taal
Zelf even goed doornemen!
Slide 26 - Slide
Maken:
Opdracht 8 en 9 van blz. 30/31
Opdracht 1, 2, 3, 4 van blz. 32-33
Dit is huiswerk! Ook nakijken (de antwoorden krijg je via de mail)
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Deze les
korte uitleg grammatica
inleveren en bespreken eerste versie brief
Dinsdag 19 april 2e versie brief geprint inleveren bij mij in de les. Hier krijg je een cijfer voor!
In de ELO moet je de brief inleveren bij je mentor. Dit doe je ook dinsdag!
Slide 29 - Slide
meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp krijgt meestal iets in de zin.
De leerling geeft zijn docent een appeltaart.
WWG
OND
LV
MV
Slide 30 - Slide
woordsoorten
werkwoord (WW)
zelfstandig naamwoord (ZNW)
lidwoord (LW)
bijvoeglijk naamwoord (BNW)
voorzetsel (VZ)
Slide 31 - Slide
maken:
Opdracht 6 t/m 10 van blz. 83-85
opdracht 1 en 2 blz. 86-87
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
Voltooid deelwoord
Hij heeft he niet geloofd
Hij gelooft het niet.
Slide 34 - Slide
bijv. nw. of vd?
De vergrote foto is door de fotograaf vergroot.
Slide 35 - Slide
Maken
opdracht 3 t/m 9 van spelling blok 2 en Over Taal opdracht 1
Slide 36 - Slide
Slide 37 - Slide
synoniemen
We beginnen vandaag op pagina 95.
We beginnen vandaag op bladzijde 95
pagina en bladzijde zijn synoniemen: het zijn verschillende woorden, maar hebben dezelfde betekenis.
Slide 38 - Slide
vaktaal
Mensen met hetzelfde beroep gebruiken vaak vaktaal. Dit zijn woorden die bij het bepaalde beroep horen. Mensen die dit beroep niet uitoefenen, weten waak niet (precies) wat deze woorden betekenen.
Slide 39 - Slide
Maken:
Over Taal blok 2: opdracht 2, 3, 4, 6, 7, 8.
Als je klaar bent, mag je alvast beginnen met opdracht 1, 2, 3 vanaf blz. 137
Slide 40 - Slide
Slide 41 - Slide
Deze les
Uitleg meewerkend voorwerp
Werken aan opdrachten (als je klaar bent, mag je weg)
Slide 42 - Slide
Meewerkend voorwerp
Je hebt geleerd dat je hier eigenlijk altijd aan voor kunt zetten.
Ik geef mijn tante een mooi cadeau. Wat is het MV?
Slide 43 - Slide
Meewerkend voorwerp met aan
Ik maak een mooie tekening voor mijn tante.
Voor wie maak ik een mooie tekening?
Slide 44 - Slide
Bestemming
Je zou kunnen zeggen dat het zinsdeel dat iets krijgt het MV is.
Ik koop een mooi cadeau voor mijn tante.
Slide 45 - Slide
Bijwoordelijke bepaling
Theorie uit het boek. Als je het niet snapt, dan moet je het wel vragen!
Slide 46 - Slide
Maken:
Opdracht 3, 4, 5, 6, 7, 8
Slide 47 - Slide
Slide 48 - Slide
spelling persoonsvorm
tegenwoordige tijd en verleden tijd
tt: Jan gelooft mijn verhaal niet.
vt: Jan geloofde mijn verhaal niet.
Slide 49 - Slide
tt:
ik-vorm
ik loop
ik werk
ik word
Slide 50 - Slide
tt
als een ander iets doet, dan ik-vorm +t
Jan loopt
Jan werkt
Jan wordt
Slide 51 - Slide
vt
ik-vorm + te(n) of ik-vorm + de(n)
als meerdere mensen iets doen, dan de N niet vergeten
Wij haalden gisteren de boodschappen.
Slide 52 - Slide
de(n) of te(n)
'T KoFSCHiP
Ik (verven) ................................... de deur.
Slide 53 - Slide
Wij (geloven).......................... het verhaal niet.
Slide 54 - Slide
Maken: blz.
Opdracht 1, 2, 3, 4, 8, 9
Slide 55 - Slide
Slide 56 - Slide
Over Taal blok 3
Opdracht 1, 2, 4, 5, 6, 8
vanaf blz. 152
Slide 57 - Slide
Slide 58 - Slide
Bijwoordelijke bepaling
Na deze les ken je de volgende zinsdelen:
wwg, ond, lv, mv, bwb
Slide 59 - Slide
Oefening
De automobilist kreeg gisteren van de agent ook een waarschuwing.
wwg
ond
lv
mw
bwb
Slide 60 - Slide
Bijwoordelijke bepaling
Zinsdelen die overblijven als je wwg, ond, lv, mv al gevonden hebt.
Slide 61 - Slide
Slide 62 - Slide
trema
bacterien
tweeentwintig
melodieen
Slide 63 - Slide
wanneer een trema?
Een trema helpt je een woord makkelijker uit te spreken.
tweeentwintig
Slide 64 - Slide
klemtoon
bacterieën of bacteriën
melodiën of melodieën
Slide 65 - Slide
samenstellingen
Zo veel mogelijk aan elkaar schrijven!
Een koppelteken als de uitspraak anders niet meer klopt
auto-ongeluk
Slide 66 - Slide
tussen -s
dorpsstraat
dorpskerk
als je de -s hoort bij een samenstelling met een ander woord