B3 voorbereiding taaltoets

Voorbereiding taaltoets
spelling
grammatica
over taal blok 1-5

de taaltoets is pas aan het einde van het schooljaar. 
tussendoor so'tjes!
1 / 68
next
Slide 1: Slide
Other languagesSecondary Education

This lesson contains 68 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Voorbereiding taaltoets
spelling
grammatica
over taal blok 1-5

de taaltoets is pas aan het einde van het schooljaar. 
tussendoor so'tjes!

Slide 1 - Slide

Planning voor de rest van het jaar
Werken aan de taaltoets (meerdere tussentijdse so'tjes)
Voorbereiden kijk- en luistertoets
schrijfopdrachten

Slide 2 - Slide

Les 1
grammatica: pv, wwg en ond.

Slide 3 - Slide

pv, wwg, ond
in de auto luister in vaak naar de radio

PV: zet de zin in een andere tijd
WWG: PV + andere werkwoorden
OND: wie of wat + WWG
PV: 
WWG: 
OND: 


Slide 4 - Slide

LV (lijdend voorwerp)
De hond van de buren heeft mijn konijn gebeten.
PV
WWG
OND
LV: wie of wat + PV + OND + rest WWG?

LV:

Slide 5 - Slide

huiswerk
Blok 1 grammatica opdracht  1 t/m 5
Klaar? Oefenen op cambiumned.nl

Let op! Vanaf de volgende les werken we met boek en schrift! Zo is het makkelijker om te oefenen voor de taaltoets.


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Les 2
Samengestelde zinnen (grammatica)



Slide 8 - Slide

Waarom belangrijk?
Omdat dit belangrijk is voor de werkwoordspelling!

Ik snap niet dat je dat gelooft
Ik snap niet dat je dat geloofd

Slide 9 - Slide

Samengestelde zinnen
Ik loop alvast naar het lokaal, omdat de les begint.

Zet deze zin eens in een andere tijd? Hoeveel werkwoorden veranderen?

Bij samengestelde zinnen veranderen er meer werkwoorden. De samengestelde zinnen hebben dus twee (of meer) persoonsvormen.


Slide 10 - Slide

Nog een voorbeeld
Ik eet graag erwtensoep en ik drink graag cola.


Slide 11 - Slide

Vragen?
Probeer het nu zelf
Maken: opdracht 6 t/m 10 in je schrift. Huiswerk voor de volgende keer.
Klaar? Nakijken. Netjes nagekeken en verbeterd? Tijd voor jezelf!

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Les 3
Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Volgende week dinsdag so'tje over grammatica en spelling
blok 1

Dit duurt niet de hele les, dus je moet gewoon je boek en schrift meenemen

Slide 14 - Slide

Hoe vind je de pv (persoonsvorm)?
Zet de zin in een andere tijd! Niet de zin vragend maken, want bij meerdere persoonsvormen werkt dit trucje niet. 

De leerlingen hebben gevraagd of de docent de vraag wil beantwoorden.

Wat is de persoonsvorm / zij de persoonsvormen?

Slide 15 - Slide

Hoe schrijf je de pv?
Schrijf over!
ik                          ik vorm                    ik loop
jij                          ik vorm +t               jij loopt
hij/zij/het         ik vorm +t               hij/zij/het loopt
wij                       hele werkwoord vergeet de laatste n niet! lopen
jullie                   hele werkwoord vergeet de laatste n niet! lopen
zij                        hele werkwoord vergeet de laatste n niet! lopen

Slide 16 - Slide

Let op
als je/jij achter de pv staat, dan alleen de ik-vorm

Loop je mee naar huis?
Loopt je broer mee naar huis?




Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

NU maken
Opdracht  blz. 27

Dit kijken wel over 5 minuten na

Slide 19 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd 
Dit gaat iets anders dan de PVTT. 

Sommige woorden (sterke werkwoorden) zijn heel makkelijk. Zij veranderen namelijk van klank.
Ik koop een trui
Ik kocht een trui
Zwakke werkwoorden zijn iets lastiger



Slide 20 - Slide

Hoe schrijf je de pvvt? zwakke ww
Schrijf over!
ik                          ik vorm + te/de                  
jij                          ik vorm + te/de  
hij/zij/het         ik vorm + te/de  
wij                       ik vorm + ten/den  
jullie                   ik vorm + ten/den  
zij                        ik vorm + ten/den

Slide 21 - Slide

T KoFSCHiP
Hele werkwoord -en 
zit de laatste letter in t KOPFSCHIP
Ja? + te(n)
Nee? + de(n)

Ik (verfen) ____________ mijn haar

Slide 22 - Slide

Nu maken
Opdracht 3, 4, 6

Huiswerk voor donderdag!

Slide 23 - Slide

Hoofdletters
Blz. 31 doornemen!
Begin van een zin

als een zin met een 'begint, dan het eerste echte woord

's Ochtends kom ik moeilijk uit bed.



Slide 24 - Slide

Hoofdletters namen:
  • personen: Jan de Groot
  • Landen, plaatsen, provincies zeeën rivieren: Winterswijk, Gelderland enz.
  • Inwoners en de taal van een land: In Duitsland praten de Duitsers Duits.
  • Namen van bedrijven en instellingen: Jumbo, Rabobank
  • merken: Nike, Adidas, Lays
  • Titels van boeken, films etc. The Walking Dead, Spijt
  • Heilige personen en boeken: God, de Koran, Boeddha
  • Feestdagen: Kerst niet Kerstvakantie!  

Slide 25 - Slide

Over Taal
Zelf even goed doornemen!

Slide 26 - Slide

Maken:

Opdracht 8 en 9 van blz. 30/31
Opdracht 1, 2, 3, 4 van blz. 32-33
Dit is huiswerk! Ook nakijken (de antwoorden krijg je via de mail)



Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Deze les
korte uitleg grammatica
inleveren en bespreken eerste versie brief

Dinsdag 19 april 2e versie brief geprint inleveren bij mij in de les. Hier krijg je een cijfer voor!
In de ELO moet je de brief inleveren bij je mentor. Dit doe je ook dinsdag!

Slide 29 - Slide

meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp krijgt meestal iets in de zin. 

De leerling geeft zijn docent een appeltaart.
WWG
OND
LV
MV


Slide 30 - Slide

woordsoorten
werkwoord (WW)
zelfstandig naamwoord (ZNW)
lidwoord (LW)
bijvoeglijk naamwoord (BNW)
voorzetsel (VZ)

Slide 31 - Slide

maken:
Opdracht 6 t/m 10 van blz. 83-85
opdracht 1 en 2 blz. 86-87

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Voltooid deelwoord
Hij heeft he niet geloofd
Hij gelooft het niet.

Slide 34 - Slide

bijv. nw. of vd?
De vergrote foto is door de fotograaf vergroot.


Slide 35 - Slide

Maken
opdracht 3 t/m 9 van spelling blok 2 en Over Taal opdracht 1

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

synoniemen
We beginnen vandaag op pagina 95.
We beginnen vandaag op bladzijde 95

pagina en bladzijde zijn synoniemen: het zijn verschillende woorden, maar hebben dezelfde betekenis.

Slide 38 - Slide

vaktaal
Mensen met hetzelfde beroep gebruiken vaak vaktaal. Dit zijn woorden die bij het bepaalde beroep horen. Mensen die dit beroep niet uitoefenen, weten waak niet (precies) wat deze woorden betekenen.

Slide 39 - Slide

Maken:

Over Taal blok 2: opdracht 2, 3, 4, 6, 7, 8.

Als je klaar bent, mag je alvast beginnen met opdracht 1, 2, 3 vanaf blz. 137


Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Deze les
Uitleg meewerkend voorwerp
Werken aan opdrachten (als je klaar bent, mag je weg)

Slide 42 - Slide

Meewerkend voorwerp
Je hebt geleerd dat je hier eigenlijk altijd aan voor kunt zetten.

Ik geef mijn tante een mooi cadeau. Wat is het MV?

Slide 43 - Slide

Meewerkend voorwerp met aan
Ik maak een mooie tekening voor mijn tante.
Voor wie maak ik een mooie tekening?

Slide 44 - Slide

Bestemming
Je zou kunnen zeggen dat het zinsdeel dat iets krijgt het MV is.

Ik koop een mooi cadeau voor mijn tante.

Slide 45 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
Theorie uit het boek. Als je het niet snapt, dan moet je het wel vragen!

Slide 46 - Slide

Maken:
Opdracht 3, 4, 5, 6, 7, 8

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

spelling persoonsvorm
tegenwoordige tijd en verleden tijd

tt: Jan gelooft mijn verhaal niet.
vt: Jan geloofde mijn verhaal niet.

Slide 49 - Slide

tt:
ik-vorm

ik loop
ik werk
ik word

Slide 50 - Slide

tt
als een ander iets doet, dan ik-vorm +t

Jan loopt
Jan werkt
Jan wordt

Slide 51 - Slide

vt
ik-vorm + te(n) of ik-vorm + de(n)

als meerdere mensen iets doen, dan de N niet vergeten

Wij haalden gisteren de boodschappen.

Slide 52 - Slide

de(n) of te(n)
'T KoFSCHiP

Ik (verven) ................................... de deur.


Slide 53 - Slide

Wij (geloven).......................... het verhaal niet.

Slide 54 - Slide

Maken: blz. 
Opdracht 1, 2, 3, 4, 8, 9


Slide 55 - Slide

Slide 56 - Slide

Over Taal blok 3
Opdracht 1, 2, 4, 5, 6, 8
vanaf blz. 152

Slide 57 - Slide

Slide 58 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
Na deze les ken je de volgende zinsdelen:
wwg, ond, lv, mv, bwb

Slide 59 - Slide

Oefening
De automobilist kreeg gisteren van de agent ook een waarschuwing.
wwg
ond
lv
mw
bwb

Slide 60 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
Zinsdelen die overblijven als je wwg, ond, lv, mv al gevonden hebt.

Slide 61 - Slide

Slide 62 - Slide

trema
bacterien
tweeentwintig
melodieen

Slide 63 - Slide

wanneer een trema?
Een trema helpt je een woord makkelijker uit te spreken.
tweeentwintig

Slide 64 - Slide

klemtoon
bacterieën of bacteriën
melodiën of melodieën

Slide 65 - Slide

samenstellingen
Zo veel mogelijk aan elkaar schrijven!

Een koppelteken als de uitspraak anders niet meer klopt
auto-ongeluk


Slide 66 - Slide

tussen -s
dorpsstraat

dorpskerk

als je de -s hoort bij een samenstelling met een ander woord

Slide 67 - Slide

Maken:
opdracht 1, 2, 4, 5, 6


Slide 68 - Slide