H2.2 HAVOVWO2

Hoofdstuk 2 Steden
2.2 De spreiding van wereldsteden
1 / 21
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 2 Steden
2.2 De spreiding van wereldsteden

Slide 1 - Slide

Verstedelijkingsgraad
Het percentage van de bevolking in een land dat in de stad woont.
Verstedelijkingstempo
Het percentage waarmee de verstedelijkingsgraad toeneemt.

Slide 2 - Slide

Spreiding van grote steden
In rijke landen: meerdere grote steden verspreid over het land (denk maar aan Nederland). Vaak zijn de steden met elkaar verbonden = steden dicht bij elkaar werken veel samen = een stedelijk netwerk. 

Slide 3 - Slide

Alle stedelijke netwerken in Nederland.
Arnhem en Nijmegen werken veel samen = een stedelijk netwerk.

Slide 4 - Slide

Spreiding van grote steden
In arme landen: er is vaak één grote megastad die veel groter én belangrijker is dan de tweede stad van dat land. Dit heet dan een primate city. Deze liggen vaak aan de kust. 

Bijvoorbeeld: de hoofdstad van Thailand = Bangkok, 8 miljoen inwoners. De tweede stad = Nonthaburi, 500 000 inwoners. 

Maar ook in Europa. De hoofdstad van Frankrijk = Parijs, 2,2 miljoen inwoners. De tweede stad = Marseille, 861 000 inwoners. 

Slide 5 - Slide

Het verklaren van de spreiding
Steden liggen niet zomaar ergens, er zijn drie factoren die een rol spelen:
1. Kenmerken van het gebied: 
Steden liggen vaak in vlakke, vruchtbare gebieden. Bijna altijd bij water: aan de kust of aan een rivier. Dat was/ is handig voor de handel. 
= de absolute ligging. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Het verklaren van de spreiding
2. Kenmerken van de ligging van een plaats ten opzichte van andere plaatsen = de relatieve ligging. 
Parijs ligt gunstig: midden in het land met goede verbindingen naar andere steden. Soms verplaatsen ze ook een hoofdstad om deze reden.

3. Het koloniale verleden.  
In vroegere koloniën/ de armere landen liggen veel steden aan de kust in verband de haven. Zo'n stad is goed te herkennen: het heeft een oud, meer inlands stadsdeel en een nieuw deel door de kolonisten gebouwd.

Slide 12 - Slide

De oude stad heeft smalle, kronkelige straten, terwijl het stratenpatroon van het nieuwe, westerse deel brede en rechten straten heeft. 
= een koloniale dubbelstad. 

Slide 13 - Slide

Absolute ligging
Relatieve ligging
Er is een grote rivier. 
Het ligt in het midden van het land. 
Door het grote vliegveld is deze plaats goed verbonden met de rest van de wereld.
Het is hier vruchtbaar.

Slide 14 - Drag question

Groei van de stad
Een stad groeit om verschillende, voor de hand liggende, manieren:
  1. Mensen trekken van het platteland/ het dorp naar de stad. Met name jonge mensen zijn op zoek naar een betere toekomst in de stad. 
  2. De, dus vooral jonge, mensen in de stad stichten een gezin. 

In de stad is dus een vestigingsoverschot: het positieve verschil tussen het aantal mensen dat vertrekt en dat zich vestigt. 
> er komt meer bij dan dat er weggaat. 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

In welk werelddeel zal de verstedelijkingsgraad de komende jaren het meeste toenemen? Hoe kun je dat zien?

Slide 17 - Slide

Opdracht 3a
Koppel het juiste begrip met de bijpassende uitspraak.
Hierdoor groeit Lagos snel.
In centrumlanden is dit proces over zijn hoogtepunt.
In Afrika is dit getal nog tamelijk laag.
4% per jaar is in Aziatische landen heel gewoon.
Verstedelijkingstempo.
Verstedelijking.
Verstedelijkingsgraad.
Vestigingsoverschot.

Slide 18 - Drag question

Opdracht 6a
Welke algemene regel kun je uit het figuur afleiden? Maak een hoe-hoe-zin.


Slide 19 - Slide

Opdracht 6a
Welke algemene regel kun je uit het figuur afleiden? Maak een hoe-hoe-zin.

Hoe hoger de verstedelijkingraad, hoe rijker het land.
Nederland is nummer X.

Slide 20 - Slide

Aan het werk!
Maak 2.1 en 2.2 helemaal af. Kijk na of er nog opdrachten verbeterd kunnen worden (opnieuw laten maken).

Klaar? Lees 2.3 vast door of ga bezig met een ander vak. We gaan straks verder met 2.3

Slide 21 - Slide