5D/A Schematiseren Als u dit leest, word u boos (Les 12)

Les 12 Schematiseren
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les 12 Schematiseren

Slide 1 - Slide

Ik selecteer de kernzinnen uit een leestekst.
Ik selecteer de kernwoorden uit elke alinea. 
Ik selecteer de relevante informatie die nodig is voor een Cornellschema. 
Ik maak een Cornellschema bij een geschreven tekst. 

Slide 2 - Slide

leesstrategieën

Slide 3 - Mind map

stap 1
stap 2
stap 3
stap 4
stap 5
voorbereiding
oriënterend lezen
globaal lezen
intensief lezen
schema maken

Slide 4 - Drag question

voorbereiding
oriënterend lezen
globaal lezen
intensief lezen
schema maken
onderwerp bepalen
leesdoel 
alle belangrijke zaken noteren in een overzicht
hoofdgedachte
kernwoorden
hoofd- en bijzaken

Slide 5 - Drag question

Slide 6 - Slide

Wat is een kernzin precies?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

STAP 1 Voor het lezen
timer
1:30

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

timer
1:00

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

timer
1:00

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Welke teksstructuur verwacht je bij deze tekst?
A
Probleem - oplossing
B
Evaluatie
C
Onderzoek
D
Argumentatie

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

STAP 2  INTENSIEF LEZEN 

- Markeer de kernzin van elke alinea
- Omcirkel de signaalwoorden die de samenhang en structuur van de tekst weergeven. 
Noteer één of meerdere kernwoorden over de inhoud per             alinea in de kantlijn links (wie, wat, waar, wanneer, hoe,       waarom, ...) 

Slide 20 - Slide

INTENSIEF LEZEN
In de meeste teksten heeft elke alinea één kernzin:
de zin die het belangrijkste idee (hoofdgedachte) van die alinea samenvat. 
- Meestal eerste of laatste zin van een alinea
- bevat veel kernwoorden
- bevat eerder algemene informatie, geen details.

In deze tekst (“Als u dit leest, word u boos”) ligt dat soms anders:  de schrijver verdeelt zijn hoofdgedachte over verschillende delen. Markeer die zin of zinnen.
Tip:
Een nieuwe alinea herken je vaak aan een kleine witruimte tussen twee tekstblokken
of een inspringing aan het begin van de eerste zin.
Dat helpt je om te zien waar een nieuw deelonderwerp begint.

Slide 21 - Slide

Wat is een kernzin precies?

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Slide

We maken het eerste deel samen - daarna gaan jullie zelf aan de slag. 

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Waarom?

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Onderzoeksstructuur
1. De dt-regel; hoe gaat doe ook alweer = 
antwoord op de vraag: Wat werd er onderzocht?

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Onderzoeksstructuur
1. Het dt-experiment: wat was de opzet*?  = 
antwoord op de vraag: Volgens welke methode?

*opbouw

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

STAP 3  NA HET LEZEN 


Duid alle overige elementen aan die volgens jou belangrijk zijn.

Slide 39 - Slide

STAP 4  SCHEMA MAKEN

- hoofdzaken gestructureerd volgens onderzoeksstructuur
- per onderdeel antwoord op de hulpvragen: 
                  Wat wordt er onderzocht, door wie? 
                  Hoe wordt dit onderzocht (opzet van dt-experiment)
                  Wat waren de resultaten van het dt-experiment?
                  Wat is de conclusie van het onderzoek? (verschillende  visies) 
- kernzinnen
- ordelijk - overzichtelijk
- stelt je in staat om tekst adhv je schema na te vertellen
   hulp bij het studeren

Slide 40 - Slide

STAP 4  SCHEMA MAKEN

- hoofdzaken gestructureerd
- titel
- tussentitel per alinea
- kernwoorden
- ordelijk - overzichtelijk
- stelt je in staat om tekst adhv je schema na te vertellen
   hulp bij het studeren

Slide 41 - Slide

Wat zijn volgens jou de vormelijke en inhoudelijke kenmerken van een goed schema?
Antwoord:
1. Vorm - 2. Inhoud

Slide 42 - Open question

Slide 43 - Slide

Les 12 Schematiseren

Slide 44 - Slide

STAP 4  SCHEMA MAKEN

Bepaal eerst de tekststructuur

Slide 45 - Slide

Tekstsoort + hoofgedachte
1. Tekstsoort: de tekst is een uiteenzetting / informerende tekst.
De auteur legt uit waarom mensen dt-fouten maken, hoe het dt-experiment werkte en welke inzichten daaruit volgen.

2. Hoofdgedachte van de hele tekst?
Mensen maken dt-fouten niet omdat ze de regels niet kennen, maar omdat het werkgeheugen onder tijdsdruk de regels niet snel genoeg kan toepassen en het woordgeheugen de meest voorkomende (maar soms foutieve) vorm suggereert.

✔️ 3. Hoofdgedachten per alinea (op één rij)

Ik volg hieronder de grote inhoudsblokken van de tekst:

Spelfouten — en vooral dt-fouten — veroorzaken veel ergernis, ondanks dat andere fouten vaker voorkomen.

De dt-regel is op zich duidelijk: de stam blijft behouden en de uitgangen drukken een vaste functie uit.

Het experiment wilde dt-fouten uitlokken door proefpersonen onder tijdsdruk te laten schrijven.

Homofonen vormen het grootste risico omdat ze hetzelfde klinken maar anders gespeld worden.

Bij tijdsdruk kiezen mensen sneller voor de meest voorkomende vorm: homofoondominantie.

Een zwaar belast werkgeheugen vergroot de kans op fouten, zeker in lange zinnen waar onderwerp en werkwoord ver uit elkaar staan.

Er bestaan verschillende meningen over hoe streng we dt-fouten moeten beoordelen.

Niet-moedertaalsprekers maken soms minder dt-fouten omdat hun woordgeheugen minder stoorzenders bevat.

Slide 46 - Slide