wk 11: woordsoorten + werkwoordstijden (2N)

1 / 17
next
Slide 1: Slide
Middelbare school

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we bij grammatica doen?
  • De woordsoorten uit leerjaar 1 worden herhaald (dia 3 t/m 4)
  • Het persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) en bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw) worden herhaald. (dia 5 en 6)
  • Je leert het koppelwerkwoord te herkennen

Slide 2 - Slide

Herhaling vorige les:
Mocht je deze woordsoorten nog niet op je gele kaartje of in je schrift hebben staan, doet dit dan eerst.

Zelfstandige naamwoord (znw):
- Er kan een lidwoord voor staan en 
- Alle namen zijn zelfstandige naamwoorden.

Bijvoeglijk naamwoord (bnw):
Zegt iets over een zelfstandig naamwoord.


Slide 3 - Slide

Voorzetsel:
- .... de kast
- .... het feest





Voorzetsel (vz)

... de kast
....het feest

zww/hww:
1 ww in de zin --> zww (kan zelfstandig voorkomen in de zin)

Meerdere werkwoorden?
1. Staat er een vdw in de zin? --> zww (zo nee, ga naar stap 2)
2. Laatste ww in de zin --> zww

Alle overige ww zijn hulpwerkwoorden (hww)

Slide 4 - Slide

Pers.vnw
Je kunt er een naam voor in de plaats zetten.

Voorbeeld: Hij de tas in het kluisje.
Peter legde de tas in het kluisje.

Let op 'het': dit is een lidwoord als het bij een zelfstandig naamwoord hoort, anders is het een pers.vnw.
Voorbeeld: Het(pers.vnw) blijft een lastige kwestie.
Het (lidw) meisje kijt zenuwachtig om zich heen.

Slide 5 - Slide

Bez.vnw
Geeft aan van wie iets of iemand is. Als je er een naam voor in de plaats zet, krijgt de naam een 's' erachter. Kijk maar;

Peter heeft haar tas in het kluisje gelegd.
Peter heeft Linda's tas in het kluisje gelegd.

Is dat jullie docent Frans?
Is dat Peter en Linda's docent Frans?



Slide 6 - Slide

Aantekening maken:

Bekijk de video in de volgende dia en maak aantekeningen van het bezittelijk voornaamwoord. De uitleg over het persoonlijk voornaamwoord hoor je alleen aan.

Slide 7 - Slide

0

Slide 8 - Video

Slide 9 - Slide

Mijn fiets is gestolen.

Mijn=
A
zelfstandig naamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
voorzetsel
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Quiz

De woorden 'ik, mij, wij' zijn voorbeelden van bezittelijke voornaamwoorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Welke van de onderstaande voorbeelden bevat een bezittelijk voornaamwoord?
A
Jouw verhaal
B
Het verhaal van jou
C
Onze telefoon
D
Geef elkaar een hand

Slide 12 - Quiz

Het woord:
JOUW
is een
A
wederkerig voornaamwoord
B
voorzetsel
C
wederkerend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 13 - Quiz

Opdracht 
Beschrijf hoe jouw kamer eruit ziet en wat voor spullen erin liggen. 
Benoem minstens vijf dingen die er in je kamer te vinden zijn. 
Maak hierbij gebruik van bezittelijke voornaamwoorden. 
timer
1:00

Slide 14 - Slide

Welke persoonlijke voornaamwoorden herken jij?
  1. Maaike heeft jou gevraagd de papierbak te legen.
  2. Kan het zo zijn dat jij die toets nog moet inhalen?
  3. Ik heb haar gevraagd dat telefoontje nog even uit te stellen.
  4. Waarom heeft zij zijn tas nog steeds in haar kluisje?
  5. Heeft u uw jas opgehangen?

Slide 15 - Slide

  1. - verbeter je oefentoets tot nu toe
  2. Drive -->opdracht N nakijken
  3. Drive --> grammatica --> blok 4 t/m 6 --> 'extra oefening persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord' maken + nakijken
  4. Uitleg in dia .... besluiteren/bekijken + aantekeningen maken (vragend voornaamwoord)
  5. Drive --> blok 1 t/m 3 --> opdracht vragend voornaamwoord maken + nakijken.
  1. Drive --> grammatica --> blok 4 t/m 6 --> 'extra oefening persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord' maken + nakijken.
  2. Luisteren naar uitleg vragend voornaamwoord.
  3. Drive --> blok 1 t/m 3 --> opdracht vragend voornaamwoord maken + nakijken.
Huiswerk:
Bestudeer theorie vragend voornaamwoord blz. 75 + maak aantekening in je schrift.
Volgende les: uitleg koppelwerkwoord (zie dia 16)

Slide 16 - Slide

0

Slide 17 - Video