A2B

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

2 h/v  week 37     H1. 

- 10 minuten lezen. Een boek mee van de Leeslijst of uit MaX.

- Leesautobiografie inleveren in een snelhechter.

1.2 Gedicht p.17 maken opdr. 1,2,3,4,5,6,7 (opdracht 6 lever je in.)

1.3 Lezen p.19 maken opdr. 2,3,4,5 

1.2 Gedicht

Welke soorten eindrijm zijn er? 3x

Welke rijmschema's zijn er? 4x

1.3 Lezen  Herhalen van:

Leesstrategieën

Tekstverbanden

Tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen.

Herkennen van titels, benoemen van Onderwerp en Hoofdgedachte

Nakijken lezen 1.3 

Op Magister staan de antwoorden.

Tussentijds aftekenen bij de docent.

Week 38

1.4 Schrijven p 29,30 opdr. 9,11,12,13,14,15,16

1.5 Woorden opdr. 4,5,6,7, 16,17,18,20

Juiste werkwoordtijd gebruiken bij het schrijven.

blz. 34 en 38 samen lezen.

1.5 Woorden en hun betekenis/voorvoegsels en achtervoegsels

p. 41 en 47 maken opdr. 4, 5, 6, 7, 16, 17, 18, 20

Leer de woorden en de voor- en achtervoegsels voor de toets.

1.7 Grammatica zinsdelen p. 53,54

- De zinsdelen pv, o, lv, wg, ng, mv, bwb. 

- Vaste volgorde ontleden ( zie uitleg filmpje )
- Hoofdzin, bijzin. ( zie uitleg filmpje )
- Enkelvoudige zin, samengestelde zin. ( zie uitleg filmpje )
- Maak de opdrachten 1 t/m 16 

1.8 Grammatica woordsoorten p. 62, 63

- Woordsoorten.  

- Werkwoordstijden.

1.9 Spelling p. 71

Maken 1 t/m 6 en 10 op de laptop. 

Bekijk het filmpje over leestekens.

1.10 Media en onderzoek p. 81

Maken opdr. 4 t/m 8

Daarna alles nakijken en af laten tekenen bij de docent. Zorg dat je netjes nakijkt. Paginanummers  en onderdeel erbij zet en de fouten verbetert.

5 oktober toets H 1

Welke leestekens gebruik je bij een citaat?

1. Uitroeptekens en dubbele punt
2. Dubbele punt en aanhalingstekens

(Leestekens en spaties)
De minister ........

1. zei: ' Ik wacht af. "
2. zei: "Ik wacht af."
3. zei:" Ik wacht af."

Kloppen de leestekens?

1. Sanne zegt: Mijn fiets staat nog op school.
2. Sanne zegt: 'Mijn fiets staat nog op school.'
3. Sanne zegt, 'Mijn fiets staat nog op school'
4. Sanne zegt 'Mijn fiets staat nog op school.'

Wat is de term voor alle leestekens?

1. punctualiteit
2. interpellatie
3. interpunctie

Leestekens: een zin eindigt met ...

1. aanhalingstekens
2. een komma
3. een dubbele punt
4. een punt

Leestekens: aanhalingstekens gebruik je bij..

1. een citaat/uitspraak
2. een bijvoeglijk naamwoord
3. een vraagzin
4. een gebiedende wijs

Wat is juist?
Let op de leestekens

1. Betty wil jij de was ophangen?
2. Betty, wil jij de was ophangen?
3. Betty wil jij, de was ophangen?
4. Betty, wil jij, de was ophangen?

Wat is juist?
Let op de leestekens

1. Dat, heb je goed gedaan Saartje.
2. Dat heb je, goed gedaan Saartje.
3. Dat heb je goed gedaan Saartje.
4. Dat heb je goed gedaan, Saartje.

Wat is juist?
Let op de leestekens

1. Bert als je klaar bent mag je gaan.
2. Bert, als je klaar bent mag je gaan.
3. Bert, als je klaar bent, mag je gaan.
4. Bert als je klaar bent, mag je gaan.

Waar kloppen de leestekens?

1. Vanavond eten we, aardappelen, boontjes, en een gehaktbal.
2. Vanavond eten we aardappelen, boontjes, en een gehaktbal.
3. Vanavond eten we aardappelen, boontjes en een gehaktbal.
4. Vanavond eten we aardappelen boontjes en een gehaktbal.

Kloppen de leestekens?

1. Robin zei: 'Wie gaat er mee naar de Mac?'
2. Robin zei Wie gaat er mee naar de Mac?
3. Robin zei: Wie gaat er mee naar de Mac?
4. Robin zei 'Wie gaat er mee naar de Mac?'

Kloppen de leestekens?

1. De bosmaaier start niet; de accu is leeg.
2. De bosmaaier start niet, de accu is leeg.
3. De bosmaaier start niet de accu; is leeg.
4. De bosmaaier start niet: de accu is leeg.

Week 41  gedicht 2.2./ Lezen 2.3

2.2 p.98, 99 samen maken 1,2,3,4

2.3 p. 101 maken 2,3,6,7,8 t/m 12

woensdag af en nakijken. 

 

Week 42 = herfstvakantie.

Week 43 Woorden 2.5 p. 176

2.5 Woorden leren, geen opdrachten. Voor- en achtervoegsels leren.

2.7 Grammatica zinsdelen op de laptop. 

- Nevenschikking en Onderschikking ( zie filmpje bij Talent Max) 

- Werkwoordelijk gezegde met een wederkerend werkwoord. ( zie filmpje bij  Talent Max) 

Week 43   2.8 grammatica (laptop)

- Woordsoorten; lw,zn,bn,zww,kww,hww,vz,bw,vw,psv,bzv,av  p. 137 van 'Talent Max'

- De tijden van het werkwoord: o.t.t.t. / o.v.t.t./ v.t.t.t./ v.v.t.t.

- Wederkerend voornaamwoord.

- Telwoord : hoofdtelwoord en rangtelwoord.

uitleg wederkerend voornaamwoord

de wederkerend vnw'en me, je en ons kunnen ook persoonlijke voornaamwoorden zijn; de pers. vnw. je, haar, ons, jullie, hun 

kunnen ook bez. vnw zijn. Verwarrend!

Hoe weet je tot welke woordsoort het woord behoort?

vervang het door hij, hem, zijn of zich

hij/hem -> persoonlijk vnw

zijn -> bezittelijk vnw

zich -> werderkend vnw

wederkerend voornaamwoord

A) Ik realiseer me dat je je zo voelt.

1. Het wederkerend voornaamwoord = ik
2. Het wederkerend voornaamwoord = me
3. Het wederkerend voornaamwoord = je
4. Er staat geen wederkerend voornaamwoord in

Hij heeft ons dat nooit verteld! ons =

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. wederkerend voornaamwoord
4. wederkerig voornaamwoord

Mijn vader scheert zich dagelijks

zich=

1. bezittelijk voornaamwoord
2. wederkerend voornaamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. wederkerig voornaamwoord

Het woord:
WIE
is een

1. persoonlijk voornaamwoord
2. vragend voornaamwoord
3. wederkerend voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Het woord:
JOUW
is een

1. persoonlijk voornaamwoord
2. vragend voornaamwoord
3. wederkerend voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Wie het weet mag het zeggen.
Wie =

1. persoonlijk voornaamwoord
2. vragend voornaamwoord
3. wederkerend voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Tien, twintig, middelste, veel zijn allemaal telwoorden

1. waar
2. niet waar

de volgende woorden zijn telwoorden

1. 8 vier honderdste
2. eerste vijftien duizend
3. laatste tellen zestiende

Lopen, nakijken, gapen, skateboarden en invullen zijn voorbeelden van

1. Bijvoeglijk naamwoorden
2. telwoorden
3. zelfstandige naamwoorden
4. werkwoorden

Een wederkerend werkwoord heeft altijd een ......... bij zich

1. wederkerend voornaamwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijknaamwoord
4. wederkerend bijwoord

Telwoorden

Bepaalde hoofdtelwoorden

Onbepaalde hoofdtelwoorden

Bepaalde rangtelwoorden

Onbepaalde rangtelwoorden

Tweeduizend

Hoeveelste

Voldoende

Vijfhonderdste

Een na laatste

Zesde

Twaalf

Zat