H5 - T1: Stofwisseling BS1 en BS2 GOI

H5 - T1: Metabolisme - BS1 en BS2
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H5 - T1: Metabolisme - BS1 en BS2

Slide 1 - Slide

Wat zijn de eerste drie termen waar jij aan denkt als je metabolisme hoort?

Slide 2 - Mind map

Leerdoelen
Je weet wat er bedoeld wordt met metabolisme
Je begrijpt dat alle organismen metaboleren
Je kunt het verschil tussen assimilatie en dissimilatie beschrijven
Je begrijpt hoe in de cel energie wordt opgewekt en opgeslagen
Je kunt uitleggen welke rol enzymen spelen bij metabolisme

Slide 3 - Slide

metabolisme = stofwisseling
Het geheel van chemische omzettingsprocessen in een cel

Slide 4 - Slide

Welke stoffen zijn anorganisch? en welke zijn anorganisch?
Sleep de moleculen naar de juiste categorie.
anorganische moleculen
organische moleculen
water
glucose
zetmeel
zuurstof
aminozuur
eiwit
CO2
nitraat
DNA
stikstof (N2)
RNA
bladgroen

Slide 5 - Drag question

Slide 6 - Slide

energie benodigd
energie komt vrij
groter organisch molecuul
kleiner anorganisch molecuul

Slide 7 - Drag question

Dit molecuul is...
A
een aminozuur
B
een vetzuur
C
glucose
D
zetmeel

Slide 8 - Quiz

Welke organismen assimileren uit anorganische stoffen?
A
producenten
B
consumenten
C
afvaleters
D
reducenten

Slide 9 - Quiz

Welke organismen dissimileren?
A
producenten
B
consumenten
C
afvaleters
D
reducenten

Slide 10 - Quiz

Welke organismen doen aan voortgezette assimilatie?
A
producenten
B
consumenten
C
afvaleters
D
reducenten

Slide 11 - Quiz

Fotosynthese is een voorbeeld van ...
A
koolstofassimilatie
B
stikstofassimilatie
C
voortgezette assimilatie
D
dissimilatie

Slide 12 - Quiz

De verbranding van glucose is een voorbeeld van...
A
koolstofassimilatie
B
stikstofassimilatie
C
voortgezette assimilatie
D
dissimilatie

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Chemische energie die ontstaat bij verbranding van glucose moet worden vastgelegd

ATP = energierijk

ADP = energiearm 

Slide 15 - Slide

Waar of niet waar?
ATP ► ADP + P + energie.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

In welk celorganel vindt de productie van ATP plaats?
A
ribosoom
B
ER
C
Golgi systeem
D
mitochondrium

Slide 17 - Quiz

Enzymen
eiwitten
organische reactieversnellers --> biokatalysatoren
specifiek
gevoelig
worden niet verbruikt

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Waar zijn enzymen van gemaakt?
A
vet
B
zetmeel
C
koolhydraten
D
eiwitten

Slide 21 - Quiz

Wat is waar over enzymen?
A
Enzymen zijn niet afhankelijk van de zuurgraad
B
Enzymen zijn afhankelijk van de temperatuur
C
Enzymen zijn niet specifiek
D
Enzymen moet je eten

Slide 22 - Quiz

Welk verband is er tussen de temperatuur en de enzymactiviteit?
A
Hoe hoger de temperatuur, hoe actiever de enzymen.
B
Hoe lager de temperatuur, hoe actiever de enzymen.
C
De temperatuur maakt niet uit. Er is geen verband.
D
In het algemeen werken enzymen het beste bij 37 graden Celsius.

Slide 23 - Quiz


Bij A en B wordt evenveel enzymactiviteit gemeten (dus substraat omgezet). Dat betekent ...
A
dat er bij A meer enzymmoleculen actief zijn dan bij B.
B
dat er bij A en B evenveel enzymmoleculen actief zijn.
C
dat er bij A minder enzymmoleculen actief zijn dan bij B.

Slide 24 - Quiz

Leerdoelen
Je weet wat er bedoeld wordt met metabolisme
Je begrijpt dat alle organismen metaboleren
Je kunt het verschil tussen assimilatie en dissimilatie beschrijven
Je begrijpt hoe in de cel energie wordt opgewekt en opgeslagen
Je kunt uitleggen welke rol enzymen spelen bij metabolisme

Slide 25 - Slide