Oefenen voor de toets medicatie 29 okt 2020

1 / 45
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welke pijnstillers werken ook ontstekingsremmend?
A
Paracetamol
B
NSAID's
C
Morfine

Slide 2 - Quiz

Welke medicijngroep heeft een verslavende werking?
A
Benzodiazepinen
B
Analgetica
C
Vitaminen
D
Maagmiddelen

Slide 3 - Quiz

Welke slaapmedicatie wordt het meeste voorgeschreven?
A
Oxazepam
B
Diazepam
C
Valium
D
Temazepam

Slide 4 - Quiz

Bij regelmatig gebruik van NSAID's kan je last krijgen van welk orgaan?
A
Nieren
B
Darmen
C
Hart
D
Maag

Slide 5 - Quiz

De reden waarom iemand een medicijn voorgeschreven krijgt noemen we
A
contra-indicatie
B
indicatie

Slide 6 - Quiz

Medicijnen die bewaard moeten worden in een afgesloten kast zijn
A
Opiaten
B
NSAID's
C
Cytostatica
D
Antibiotica

Slide 7 - Quiz

Welke medicatievorm heeft een glad laagje?
A
Tablet
B
Capsule
C
Dragee
D
Bruistablet

Slide 8 - Quiz

Wat is een suppostorium?
A
Tablet
B
Zetpil
C
Bruistablet
D
Capsule

Slide 9 - Quiz

Welke inhalatie begin je mee als je meerdere pufjes moet geven bij een zorgvrager?
A
Luchtwegverwijder
B
Luchtwegbeschermer

Slide 10 - Quiz

Medicatie die de oorzaak van de ziekte aanpakken heeft een .......... werking.
A
Symptoombestrijder
B
Placebo
C
Profylactische
D
Causale

Slide 11 - Quiz

Voorbeeld van een symptoombestrijder is ......
A
Antibiotica
B
Hormonen
C
Pijnstiller
D
Maagmiddel

Slide 12 - Quiz

Zwakke en sterke opioïden/opiaten vallen onder de medicijngroep .....
A
Parkinsonmiddelen
B
Anti-epileptica
C
Slaapmiddelen
D
Analgetica

Slide 13 - Quiz

Deze medicijngroep is verdeeld in de subgroepen smal- en breed spectrum.
A
Antibiotica
B
Antidiabetica
C
Psychofarmaca
D
Laxantia

Slide 14 - Quiz

Prednison valt onder de medicijngroep
A
Middelen voor hart- en bloedsomloop
B
Corticisterioiden
C
Middelen tegen diarree
D
Middelen om bloedarmoede te behandelen

Slide 15 - Quiz

Bisacodyl valt onder de medicijngroep
A
Laxantia
B
Antibiotica
C
Middelen voor de bovenste luchtwegen
D
Analgetica

Slide 16 - Quiz

Omeprazol valt onder de medicijngroep
A
Antidiabetica
B
Anti-epileptica
C
Vitaminen
D
Maagmiddelen

Slide 17 - Quiz

Als een zorgvrager diuretica heeft ingenomen dan zal diegene vaak moeten
A
Hoesten
B
Plassen
C
Niezen
D
Braken

Slide 18 - Quiz

Bij welk medicijn kan de ontlasting zwart kleuren?
A
IJzertabletten
B
Paracetamol
C
Psychofarmaca
D
Vitaminen

Slide 19 - Quiz

Welke zorgvragers krijgen vaak medicatie voor de onderste luchtwegen?
A
Zorgvragers die diabeet zijn
B
Zorgvragers die veel pijn hebben
C
Zorgvragers met epilepsie
D
Zorgvragers die COPD hebben

Slide 20 - Quiz

Medicatie die oraal of rectaal wordt ingenomen noemen we een ....... toediening
A
Enteraal
B
Parenteraal

Slide 21 - Quiz

Medicijnen die per injectie worden toegediend noemen we ....... toediening.
A
Enteraal
B
Parenteraal

Slide 22 - Quiz

Medicatie zoals oogdruppels of neusspray vallen onder de ....... toediening.
A
Enteraal
B
Parenteraal

Slide 23 - Quiz

Als je ongevoeligheid hebt opgebouwd voor een bepaald medicijn noemen we dat
A
Interactie
B
Cumulatie
C
Resistentie
D
Gewenning

Slide 24 - Quiz

Als voeding en een geneesmiddel elkaar onderling beïnvloeden noemen we dat.
A
Resistentie
B
Interactie
C
Cumulatie
D
First pass effect

Slide 25 - Quiz

Ophoping van medicatie in het lichaam noemen we
A
Cumulatie
B
Interactie
C
First pass effect
D
Indicatie

Slide 26 - Quiz

De snelheid waarmee de stof in de bloedbaan wordt opgenomen noemen we?
A
First pass effect
B
Halfwaarde tijd
C
Resorptie snelheid
D
Eliminatie

Slide 27 - Quiz

De eerste passage van medicatie door de lever noemen we
A
First pass effect
B
Halfwaarde tijd
C
Resorptiesnelheid
D
Eliminatie

Slide 28 - Quiz

De tijd die nodig is om de concentratie met de helft te verminderen noemen we?
A
First pass effect
B
Halfwaarde tijd
C
Resorptiesnelheid
D
Eliminatie

Slide 29 - Quiz

Verwijdering van stof uit het lichaam noemen we?
A
Interactie
B
Eliminatie
C
Cumulatie
D
Contra-indicatie

Slide 30 - Quiz

Een dodelijke concentratie medicatie in het bloed noemen we?
A
Toxische spiegel
B
Letale spiegel

Slide 31 - Quiz

Met welke dranken kan je medicatie meestal beter niet innemen?
A
Water/thee
B
Ranja
C
Melk/grapefruitsap
D
Appelmoes

Slide 32 - Quiz

Hoe noem je de concentratie die je zeker nodig hebt om effect te bereiken in het lichaam?
A
Minimale effectieve concentratie
B
Maximale veilige concentratie

Slide 33 - Quiz

Het gebied tussen de MEC en de MVC ligt noemen we de
A
Resorptiesnelheid
B
Therapeutische breedte
C
Halfwaardetijd
D
First pass effect

Slide 34 - Quiz

Opname van een geneesmiddel noemen we
A
Enteraal
B
Transport
C
Eliminatie
D
Absorptie

Slide 35 - Quiz

Bij ouderen neemt de stofwisseling van de lever af waardoor de omzetting van geneesmiddelen trager kan verlopen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quiz

Metabolisme houdt in dat er een omzetting van de stof plaatsvindt in de lever.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quiz

Bijwerkingen van antibiotica kunnen zijn
A
Braken
B
Diarree

Slide 38 - Quiz

Tijdens het geven van medicatie maak je altijd gebruik van de vijf keer juist regel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quiz

Het is belangrijk dat je als verpleegkundige weet welke de meest voorkomende bijwerkingen zijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 40 - Quiz

Bij het klaarmaken van een infuus met antibiotica trek je handschoenen aan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 41 - Quiz

Als verpleegkundige moet je alle medicatie kennen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 42 - Quiz

Waar kan je belangrijke informatie vinden als het gaat om medicatie?
A
Wikipedia
B
FK app
C
LinkedIn
D
Instagram

Slide 43 - Quiz

Wat moet je leren voor de toets?
Hoofdstuk 2.1 t/m 2.6
Hoofdstuk 3.1 t/m 3.8
Stencil NSAID's
Stencil slaapmedicatie
Stencil farmacokinetiek
Medicatieveiligheid

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide