verdieping toets CO sem 5

verdieping toets
communicatie:
ruis 
verbaal non-verbaal
soorten vragen

rouw en verlies





1 / 27
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

verdieping toets
communicatie:
ruis 
verbaal non-verbaal
soorten vragen

rouw en verlies





Slide 1 - Slide

This item has no instructions


Wat voor soort vragen zie je hier?
A
open vragen
B
gesloten vragen
C
vervolgvragen
D
domme vragen

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

welke soort vraag is ''wat kan ik verder voor u doen?''
A
gesloten vraag
B
keuzevraag
C
open vraag

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wil je mij vanmiddag helpen met de afwas? Wat voor soort vraag is dit?
A
suggestieve vraag
B
indirecte vraag
C
gesloten vraag
D
vervolgvraag

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Gesprekstechnieken

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

De volgende omschrijving:
Mening, adviezen, oordelen (goed luisteren naar de ander!) hoort bij
A
OMA
B
LSD
C
MOA
D
ANNA

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

OMA betekent
A
oordelen, mee luisteren, aanpassen
B
overdrijven, mening geven, aanvallen
C
Ordenen, meeluisteren, adviesgeven
D
Oordelen , mening geven, advies geven

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Als je aan ANNA denkt dan
A
vul je niet in voor een ander
B
luister je goed en vat je samen
C
vraag je na
D
ben je eerlijk

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent ANNA?
A
Altijd navragen, nooit aannemen
B
Anticiperen en navragen
C
Altijd netjes, nooit asociaal
D
Altijd noteren, nooit aantekeningen vergeten

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de eerste fase van rouw volgens Kúbler-Ross?
A
Boosheid
B
Aanvaarding
C
Ontkenning
D
Onderhandelen

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Elisabeth Kübler-Ross onderscheidt de volgende fase van rouw:
A
Onwetendheid , boosheid, onderhandelen, verdriet en acceptatie
B
Ontkenning, boosheid, onderhandelen, verdriet en acceptatie
C
Ontkenning, boosheid, onderhandelen, verdriet en vechten
D
Ontkenning, woede, onderhandelen, verdriet en weer verder

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een belangrijke overweging bij het verzorgen van een terminale patiënt met een islamitische achtergrond?
A
Het vermijden van gesprekken over de dood
B
Het toestaan van uitgebreide familiebezoeken
C
Het beperken van familiebezoeken tot alleen directe familie
D
Het vermijden van elke vorm van religieuze ondersteuning

Slide 12 - Quiz

In de islamitische cultuur is familie zeer belangrijk, vooral tijdens ziekte en in de terminale fase. Het toestaan van uitgebreide familiebezoeken kan bijdragen aan het emotionele en spirituele welzijn van de patiënt en biedt de familie de kans om samen te bidden en hun geliefde bij te staan.
Rituelen zijn belangrijk bij rouwen
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Chronische rouw is?
A
Iemand gaat verder alsof het niet is gebeurd
B
De verwerking blijft het leven bepalen
C
Iemand ervaart alleen maar woede
D
Iemand geeft anderen de schuld

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Om de zorgvrager te helpen tot een juiste copingstrategie te komen, moet je hem ondersteunen bij het verwerken van het verlies. Je kunt copingstrategieën in goede banen leiden door (meerdere antwoorden zijn goed):
A
Spirituele zorg bieden
B
Ondersteuning bij het dagelijks leven bieden
C
Verplichten om te eten/drinken/medicatie in te nemen
D
Tijdslimiet voorstellen voor de rouwperiode

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat is rouwen?
A
Een reactie op het overlijden van een dierbare
B
Omgaan met verlies
C
Een emotionele en lichamelijke reactie
D
Het verwerken van verdriet na een verlies

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn voorbeelden van
religieuze rituelen?
A
Koffietafel na de begrafenis
B
Het lichaam van de stervende op verschillende plaatsen met gewijde olie zalven
C
Zwarte rouwkleding dragen tijdens de begrafenis
D
Geloofsbelijdenis bij de stervende in het oor fluisteren

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

RUIS
Interne ruis -> binnen het communicatieproces
Externe ruis > invloeden van buitenaf

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Wat gebeurt er bij het verloop van het gesprek in de tweede fase?
A
De mededeling van het slechte nieuws.
B
De zorgvrager troosten en verdere informatie geven.
C
Samen naar een oplossing zoeken.

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een doel van een slechtnieuwsgesprek?
A
Achterhalen wat het probleem is en hiervoor een goed advies geven
B
Begrip tonen voor emoties van patiënt
C
Indien mogelijk een oplossing bieden
D
Duidelijk en feitelijk overbrengen van het slechte nieuws

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Slechtnieuws gesprek. Wanneer vertel je het slechte nieuws?
A
Het einde van het gesprek
B
Aan het begin van het gesprek
C
Je wacht tot de ander er over begint
D
Je stuurt een mailtje met het slechte nieuws

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Bij de eerste fase van een slechtnieuwsgesprek is het belangrijk dat:
A
Voorzichtig het nieuws brengt
B
Direct het slechte nieuws vertelt

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Ruis
Interne ruis
Bij de zender of de ontvanger kunnen gedachten & gevoelens zorgen voor afleiding, waardoor de boodschap anders kan overkomen.

Externe ruis
Omstandigheden waardoor er niet gehoord of geluisterd kan worden.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

verbale en non verbale communicatie
Non verbale communicatie is alles wat communiceert zonder woorden.
  • Zorg dat de non-verbale communicatie eenduidig is.
  • Non-verbale communicatie is ondersteunend aan de verbale communicatie.
  • De verbale en non-verbale communicatie is congruent.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Verbale communicatie 
Verbale communicatie is een vorm van communicatie waarbij men zich uit met woorden. Verbale communicatie kan zowel gesproken als geschreven zijn.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Vragen stellen 
Wat voor soort vragen zijn er?

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Parafraseren 
= herformuleren. 
  • Herhaling in eigen woorden.  
  • Controleert of je de ander goed hebt begrepen en moedigt aan om verder te vertellen. 

‘Als ik goed naar je luister... Klopt dat?'
'Dus als ik het goed begrijp... Bedoelde je dat?'

Slide 27 - Slide

This item has no instructions