Assistent Dienstverlening en zorg Niveau 1 Hfst 1 t/m 4

1 / 39
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van de les:
Heb je kennis opgehaald van hoofdstuk 1 t/m 4
Heb je een start gemaakt met de voorbereiding op de toets

Slide 2 - Slide

Wat is een voorbeeld van een dienst?
A
Boek
B
Lunch bereiden
C
Kappersschaar
D
Trui

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Video

In welke sector valt het beroep wat we zojuist in het filmpje gezien hebben?
A
Zorg en welzijn
B
Gastvrijheidssector
C
Kappersbranche
D
Facilitaire dienst

Slide 5 - Quiz

0

Slide 6 - Video

Dit hoort niet bij de facilitaire dienstverlening
A
catering
B
veiligheid
C
verzorging
D
schoonmaak

Slide 7 - Quiz

Lees het voorbeeld.Bij welk onderdeel hoort deze taak? Diana zet alle materialen klaar die ze nodig heeft.
A
Voorbereiden
B
Uitvoeren
C
Afwerken
D
Afronden

Slide 8 - Quiz

Als assistent dienstverlening en zorg moet je representatief zijn. Wat betekent ‘representatief’?

Slide 9 - Mind map

Diensten zijn iets wat je voor een ander doet. Dit is niet tastbaar
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Je werkt als baliemedewerker in een ziekenhuis. Een oude vrouw meldt zich. Wat is de beste manier om de vrouw aan te spreken?
A
Hoi mevrouw, wat kan ik voor je doen?
B
Hoi mevrouw, wat kan ik voor u doen?
C
Goedemorgen mevrouw, wat kan ik voor je doen?
D
Goedemorgen mevrouw, wat kan ik voor u doen?

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Video

Schrijf 3 dingen op waar je tijdens het zakelijk telefoneren op let:

Slide 13 - Open question

Waarvoor gebruik je een telefoonmemo?Om de
A
Om een totaaloverzicht van alle telefoongesprekken te maken.
B
Om alle telefoonnummers in te noteren.
C
Om aan het personeel de regels voor telefoneren duidelijk te maken.
D
Om de belangrijkste gegevens van een telefoongesprek te noteren.

Slide 14 - Quiz

Welke stelling over actief luisteren is NIET juist?
A
Je let op non-verbale signalen.
B
Je maakt oogcontact.
C
Je laat je makkelijk afleiden door je omgeving.
D
Je laat de ander uitpraten.

Slide 15 - Quiz

1

Slide 16 - Video

00:00
De klant komt klagen in het filmpje, hij is erg boos. Wat viel je op aan de reactie van de receptioniste?

Slide 17 - Mind map

Wie is de voorzitter tijdens een vergadering?
A
De persoon die vooraan zit.
B
De persoon die catering verzorgt.
C
De persoon die de leiding neemt.
D
De persoon die aantekeningen maakt.

Slide 18 - Quiz

1

Slide 19 - Video

00:00
Welke tafelopstellingen ken je nog?

Slide 20 - Mind map

Welk hulpmiddel zie je op de afbeelding?
A
Flipover
B
Digibord
C
Beamer
D
Whiteboard

Slide 21 - Quiz

Wat is een voordeel van een theateropstelling?
A
Deelnemers kunnen goed met elkaar overleggen
B
Deelnemers kunnen de spreker goed zien.
C
Deelnemers kunnen elkaar goed aankijken.
D
De opstelling is geschikt voor kleine groepen.

Slide 22 - Quiz

Welke koffie zie je op de afbeelding?

Slide 23 - Open question

Pak even iets te drinken voor jezelf en maak er een foto van in Lesse
onUp. Je hebt hier 5 minuten de tijd voor.

Slide 24 - Open question

In een kopje koffie zit ongeveer 125 ml. Hoeveel kopjes koffie kun je uit een thermoskan van 2 liter halen?
A
4 kopjes
B
16 kopjes
C
8 kopjes
D
20 kopjes

Slide 25 - Quiz

In een draaiboek staan de taken op chronologische volgorde. Welke taken staan bovenaan wanneer je de taken in chronologische volgorde zet?
A
De taken die als eerst uitgevoerd moeten worden.
B
De taken die het belangrijkste zijn.
C
De taken die als laatst uitgevoerd moeten worden.
D
De taken die al gedaan zijn.

Slide 26 - Quiz

2

Slide 27 - Video

00:00
Wat betekent klamvochtig afnemen?
A
Afnemen met een microvezeldoek.
B
Afnemen met een droge doek.
C
Afnemen met een natte doek.
D
Afnemen met een goed uitgewrongen doek.

Slide 28 - Quiz

00:00
Waarom is klamvochtig schoonmaken beter dan afstoffen?

Slide 29 - Open question

Jessie maakt schoon. Bij welke situatie hanteert ze de juiste volgorde?
A
Ze maakt eerst de toiletten schoon, daarna maakt ze het aanrecht schoon.
B
Ze dweilt eerst de vloer, daarna stofzuigt ze de vloer.
C
Ze stoft eerst de kast af, daarna stofzuigt ze de vloer
D
Ze dweilt eerst de vloer, daarna stoft ze de plankjes af.

Slide 30 - Quiz

Wat betekent het symbool op de afbeelding?
A
Bijtend
B
Oxiderend
C
Ontvlambaar
D
Giftig

Slide 31 - Quiz

Tot welk soort vuil behoort zand?
A
Sterk gehecht vuil
B
Droog vuil
C
Nat vuil
D
Licht gehecht vuil

Slide 32 - Quiz

1

Slide 33 - Video

00:00
Voor welke ruimte gebruik je een rood schoonmaakdoekje?

Slide 34 - Mind map

Met handschoenen aan werk je: Hygiënisch
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quiz

Aan de slag!

Slide 36 - Slide

Zorg dat de opdrachten af zijn van hoofdstuk 1 t/m 4.
Wil je iets nakijken neem dan contact op!

Slide 37 - Slide

Voor dat we stoppen, zijn er nog vragen? Onduidelijkheden?

Slide 38 - Open question

Tips en tops voor Diana.
Wil je mij nog iets meegeven voor de volgende les?
Wat vond je goed aan deze les?

Slide 39 - Open question