Evolutie klas 3 BS 4 + 5

Evolutie
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Evolutie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Komende 2 weken
Deze les:                 -    Bespreken BS 4: Oeffies & Toeffies 
                                    -    Uitleg homoloog/analoog  BS 5

Volgende les:       -    Herhalen stof BS 5  & uitleg cladestiek
                                   -    opdr. 63 cladestiek
                                     
Volgende week:      Opdracht Evolutie
                                             

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Wat is de genetische variatie hier?

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Wat is de selectiedruk?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Wat is de adaptatie en wat bepaalt de fitness?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Wat is het resultaat van de variatie en de natuurlijke selectie?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Gebeurtenis
Uitleg
1. Genetische Variatie
Er zijn Oeffies en door een mutatie Toeffies met gele pluimen
2. Selectiedruk
Het ging lange tijd sneeuwen en werd koud. 
3. Adaptatie & Fitness
Toeffies zijn beter aangepast door de kou, omdat ze pluimen hebben die hen warm houden. Toeffies hebben meer energie om zich voort te planten.
4. Resultaat Selectiedruk: Natuurlijke selectie
Na veel generaties zijn er veel Toeffies en weinig Oeffies. 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Darwin had het over 'survival of the fittest'
Waar staat 'fittest' voor bij evolutie?

A
Dat je het best bent aangepast aan je omgeving
B
hoe fit je bent
C
hoeveel nakomelingen je maakt
D
hoe sterk je bent

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Tijdens de industriële revolutie werden alle berkenbomen zwart door de uitstoot. Wat gebeurt er dan met de populatie motten?

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Hoe zien wij die evolutie terug?
Hoe bepalen we welke soorten aan elkaar verwant zijn?

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Kijken naar anatomie 
  • Homologe organen zijn organen bij verschillende dieren die op dezelfde manier zijn ontstaan maar een verschillende functie hebben. Dieren met homologe organen hebben een gemeenschappelijke voorouder.

  • Analoge organen zijn organen bij verschillende dieren die dezelfde functie hebben maar op een verschillende manier zijn ontstaan. Analoge organen ontstaan in niet-verwante dieren door aanpassing aan een overeenkomstige omgeving.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Homoloog

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Analoog

Slide 16 - Slide

This item has no instructions


A
Homoloog
B
Analoog

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Is het oog van een gewervelde (links) en van een octopus (rechts) homoloog of analoog? Wat betekent dit voor de verwantschap tussen deze soorten?
A
Homoloog; Ze hebben geen gemeenschappelijke voorouder.
B
Homoloog; Ze hebben een gemeenschappelijke voorouder.
C
Analoog; Ze hebben geen gemeenschappelijke voorouder.
D
Analoog; Ze hebben een gemeenschappelijke voorouder.

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Weektaak
Lees BS 5: Onderzoek naar evolutie

Maak opdr. 59, 60, 61, 62, 63

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

De voorpoot van een dolfijn en de voorpoot van een chimpansee vertonen overeenkomst in bouw, maar de functie is verschillend.

Hoe wordt dit verschijnsel verklaard volgens de evolutietheorie?
A
Deze organismen hebben een gemeenschappelijke voorouder. Het verschil in functie hangt samen met aanpassing aan een verschillend milieu.
B
Deze organismen hebben een gemeenschappelijke voorouder. Het verschil in functie hangt samen met aanpassing aan een overeenkomstig milieu.
C
Deze organismen hebben verschillende voorouder. Het verschil in functie is daar een overblijfsel van
D
Deze organismen hebben verschillende voorouder. Het verschil in functie hangt samen met aanpassing aan een overeenkomstig milieu.

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Leg in eigen woorden uit wat een analoog orgaan is en geef een voorbeeld

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Cladistiek
  • cladistiek/cladisme= methode om organismen in te delen in groepen genaamd clades (grieks 'klados'=tak).
  • 1 clade= een gedeelde voorouder en alle evolutionaire nakomelingen
  • Binnen een clade zie je gedeelde eigenschappen met dank aan de gedeelde voorouder. 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

BS5: Cladistiek
afstammingsboom

clade (= tak)
  • een groep organismen met overeenkomstige voorouder

splitsingspunten in cladogram
  • dichotoom (van een tak naar twee takken)
  • een gemeenschappelijke voorouder
  • boven splitsing verschillen clades slechts in 1 eigenschap

splitsingspunt


Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Cladogram
Vb. analoge eigenschappen?

Slide 24 - Slide

Opdracht 8 - Bron 16
  • Welk uniek homoloog kenmerk delen de schildpadden, slangen, hagedissen, krokodillen en vogels volgens dit cladogram? - een gat in de schedel onder de oogkas
  • Hoe heet deze groep in dit cladogram? reptilia
  • Hoeveel clades zie je in het cladogram?12, elk blauw puntje vertegenwoordigt de voorouder met het unieke kenmerk dat de voorouder en de andere dieren in die clade gemeenschappelijk bezitten. Er zijn 12 van die puntjes.
  • Mag je uit dit cladogram de conclusie trekken dat vogels meer verwant zijn aan krokodillen dan aan hagedissen? Licht toe.Ja, want vogels en krokodillen hebben meer gemeenschappelijke unieke homologe kenmerken dan vogels en hagedissen. Of: ja. Want de vogels en krokodillen delen een gemeenschappelijke voorouder die ze niet delen met de hagedissen.

Cladogram maken

- Of gezamelijk opdr.53

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

BS5: cladistiek
Hiernaast zie je twee verschillende cladogrammen met daarin dezelfde organismen opgenomen.
Geef een mogelijke verklaring voor de verschillen in de cladogrammen.

Slide 26 - Open question

This item has no instructions