2.2 - DNA en specialisatie van cellen

2.2 - DNA en specialisatie van cellen

blz 53 tekstboek
tabel 71 BiNaS
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

2.2 - DNA en specialisatie van cellen

blz 53 tekstboek
tabel 71 BiNaS

Slide 1 - Slide

Vorige les
Organisatieniveaus
Organellen

Slide 2 - Slide

Welk organisatieniveau is het kleinste?
A
Orgaan
B
Cel
C
Organel
D
Organisme

Slide 3 - Quiz

Eiwitten worden gevormd door de ... in ...
A
ribosomen; celkern
B
mitochondrien; cytoplasma
C
mitochondrien; celkern
D
ribosomen; cytoplasma

Slide 4 - Quiz

In welke onderdelen van de cel vindt verbranding plaats....
A
Celmembraan
B
Mitochondrien
C
Celkern
D
Bladgroenkorrels

Slide 5 - Quiz

Zet de organellen in de juiste volgorde van aanmaak van eiwitten
A
Ribosoom - Celkern - Golgi - ER
B
ER - Golgi - Vacuole - Celkern
C
Celkern- Golgi - ER - Ribosoom
D
Celkern - Ribosoom - ER - Golgi

Slide 6 - Quiz

Welk celorganel zie je?
A
Celkern
B
Golgi apparaat
C
Mitochondriën
D
Endoplasmatisch reticulum

Slide 7 - Quiz

Hoe heet een blaasje waar enzymen in vervoerd of opgeslagen worden?
A
Golgi
B
Lysosoom
C
Vesicle
D
Vacuole

Slide 8 - Quiz

Energiecentrales van de cel zijn
A
Vacuoles
B
Endoplasmatisch reticulum
C
Golgi-systeem
D
Mitochondriën

Slide 9 - Quiz

Welk organel zie je hier?
A
Ribosoom
B
Ruw ER
C
Glad ER
D
Golgi-apparaat

Slide 10 - Quiz

Welke eigenschap van het celmembraan is juist?
A
Alle stoffen kunnen het celmembraan passeren
B
Geen enkele stof kan het celmembraan passeren
C
Sommige stoffen kunnen het celmembraan passeren
D
Alleen water kan het celmembraan passeren

Slide 11 - Quiz

Doelen van de les
Je weet welke functie eiwitten kunnen hebben
Je weet hoe DNA is opgebouwd
Je weet hoe RNA is opgebouwd
Je weet hoe DNA en RNA wordt afgelezen
Je weet hoe DNA kan veranderen
Je kent de fasen van de celcyclus en wat tijdens elke fase gebeurt

Slide 12 - Slide

Eiwitten
Verschillende eiwitten:
- Bouwstof
 - Afweerstof
- Enzym
- Transportmiddel
- Hormoon

Slide 13 - Slide

Eiwitten
Soort kralenkettingen
Bestaan uit aminozuren (20 soorten)
40.000 verschillende typen eiwitten per cel

Slide 14 - Slide

DNA
A - T / G - C
Volgorde is belangrijk -> vormt een code voor het maken van eiwitten
DNA-molecuul met informatie voor het maken van een eiwit: gen

Slide 15 - Slide

DNA
Gedraaide touwladder
Fosfaatgroepen + suikermoleculen (deoxyribose)

Adenine, Cytosine, Guanine, Thymine
A, C, G, T

Slide 16 - Slide

DNA naar RNA
Twee DNA-strengen gaan los
Tegen elke streng komt een nieuwe, tijdelijke streng: RNA
- RNA bestaat altijd uit 1 streng
- RNA heeft geen Thymine, maar Uracil (U)
- RNA bevat geen deoxyribose maar ribose
Als RNA klaar is, koppelt het los en koppelen DNA-strengen weer aan elkaar

Slide 17 - Slide

Translatie (DNA naar RNA)

Slide 18 - Slide

RNA naar eiwitten: translatie
RNA wordt afgelezen door ribosomen
Ribosomen lezen het RNA per 3 stikstofbazen; codon

Slide 19 - Slide

RNA naar eiwit: translatie
Translatie begint altijd bij een AUG code (het startcodon). Hiermee wordt een methionine aminozuur ingebouwd.

Er zijn een paar stopcodons waarmee de translatie stopt.

Slide 20 - Slide

Verandering in DNA
DNA is instabiel
Mutaties: Een basenpaar verandert: C-G wordt A-T of andersom
Puntmutatie

Wat kan er gebeuren?

Slide 21 - Slide

Mutaties in DNA
Als een basenpaar verandert, ontstaat een ander eiwit na translatie
Cellen herstellen deze mutaties zelf

Slide 22 - Slide

Mutaties in DNA
Ernstige schade:
- Grote stukken DNA verdwijnen
- Grote stukken DNA verdubbelen
- Stukken DNA omgekeerd ingebouwd

Kan ontstaan bij celdeling

Slide 23 - Slide

Mutaties in DNA
Menselijke cellen: 46 chromosomen

Syndroom van Down: per cel 1 extra DNA-molecuul
Genoom-mutatie

Slide 24 - Slide

Levenscyclus van de cel
Binas 76
G1: groei en aanmaak eiwitten
S: Verdubbeling DNA
G2: groei en aanmaak organellen&eiwitten
M: Cel splitst in moeder- en dochtercel

Slide 25 - Slide

DNA verdubbeling
Tijdens S-fase breekt de DNA-ladder
A-T; G-C

Losse A, C, G en T binden zich
Er worden zo twee nieuwe ladders opgebouwd
Replicatie

Slide 26 - Slide

Specialisatie
Alle cellen bevatten hetzelfde DNA
Niet alle cellen gebruiken alle informatie voor aanmaak eiwitten

Wat wel en niet wordt gebruikt wordt bepaald NA celdeling 
Dit bepaalt welke eiwitten wel en welke niet gemaakt worden.

Eén van de cellen specialiseert, de ander gaat in rust

Slide 27 - Slide

Aan het werk
Maken:
Opdrachten 2.2
Mindmap 2.2 OF heel hoofdstuk 2
Samenvatting


Slide 28 - Slide