Nederlands schrijven les 4

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

A= directe rede, B= indirecte rede
Lees de zin:
Jan gaat vandaag naar huis lopen

1. directe rede
2. indirecte rede

A = directe rede B= indirecte rede
Lees de zin:
Jan zegt dat hij zijn boek pakt.

1. directe rede
2. indirecte rede

Welk woord ontbreekt?
Ik vind ......... jij een mooie broek hebt.

1. nu
2. wat
3. daarom
4. dat

Als je je mening geeft, zeg je: "ik vind dat....."

Welk woord ontbreekt?
Hij ............. : "Ze is lief"

1. vindt
2. maakt
3. houdt
4. zegt

"Ze is lief" staat tussen aanhalingstekens (" ").

 Iemand zegt dat dus.

Hoe gaat de zin verder?
Jan zegt: .............................

1. dat je mag gaan zitten
2. "Je mag gaan zitten".
3. daarom mag je gaan zitten.
4. "dat je mag gaan zitten".

"Je mag gaan zitten". Is precies zoals Jan het heeft gezegd. Dit moet goed zijn, want het staat na de dubbele punt (:) 

Het verslag in het Proefexamen

In de volgende slide: een filmpje met de uitleg over het verslag in het proefexamen.

   Wacht even op het geluid!

Huiswerk: 

                    

Dank jullie wel voor de aandacht.

Geef je mening over deze les.
Begin met: Ik vind dat........

Huiswerk

Proefexamen maken en opsturen naar je docent. 

Liefst in Word maken op de computer maken en als bijlage via de e-mail verzenden!

Stuur het op voor maandag 13 april 2020. 

Alvast bedankt en Succes!

Bedankt voor je aandacht 

Tot de volgende les.

Als er nog vragen zijn kun je me bereiken via WhatApp, e- mail of Skype.