Afronding werkwoordspelling

Laatste les relaxte werkwoordspelling 
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Laatste les relaxte werkwoordspelling 

Slide 1 - Tekstslide

Doel van deze les: 

Ik weet hoe ik werkwoorden moet schrijven in de 
  • tegenwoordige tijd
  • verleden tijd 
  • en als voltooid deelwoord 


Slide 2 - Tekstslide

Schrijf 1 ding op wat je geleerd hebt in de vorige drie lessen....

Slide 3 - Open vraag

Wat zijn werkwoorden?

Slide 4 - Open vraag

Denk na in welke tijd de zin staat!

 
tt: tegenwoordige tijd 
vt: verleden tijd
vd: voltooid deelwoord

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Hoe vind je werkwoorden? 
- zin in een andere tijd zetten 
ik loop naar school, ik liep naar school 
- vraagzin maken 
ik loop naar school-loop ik naar school? 

Slide 7 - Tekstslide

HOREN
Bij twijfel: gebruik het woord HOREN 
hoor je een t, dan komt hij er ook! 

en je hoort of iets in de tt staat of dat het een vd is
 hoor  (t)                 >> Tegenwoordige tijd (hoor je een t, dan t erbij)
hoorde                  >> Verleden Tijd
gehoord               >> Voltooid Deelwoord

Slide 8 - Tekstslide

Herhaling tegenwoordige tijd, verleden tijd, voltooid deelwoord


Belangrijk: 'T eX KoFSHiP gebruik je NIET in de tegenwoordige tijd. 

De eerste stappen: 
1. kijk naar het hele werkwoord 
2. haal de -en van het werkwoord 

Tegenwoordige tijd:
3. moet de stam nog aangepast worden? >> lopen 
4. jij hij, zij, de, het, (niet ik) voor het ww? >> T erachter > hij houdT
4. Geen T bij alleen jij / je achter ww! >>word je directeur, wel: wordt je vader directeur...
5. Geen d in hele ww, dan geen d aan het einde bij tegenwoordige tijd
Let op! 
Engelse werkwoorden vervoeg je hetzelfde! klinkt het niet: e erbij

Slide 9 - Tekstslide

De regel van 't exkofschip is voor
A
spelling van werkwoorden in VT
B
spelling van werkwoorden in TT
C
spelling van zelfstandige naamwoorden
D
spelling van alle woorden

Slide 10 - Quizvraag

Hij houd zielsveel van haar.
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quizvraag

Wat vind je nog moeilijk?

Slide 12 - Open vraag

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 13 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 14 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 15 - Quizvraag

Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind

Slide 16 - Quizvraag

Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 17 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Slide 18 - Quizvraag

werkwoordspelling
(worden) ... je vader boos als je een onvoldoende haalt?
A
word
B
wordt

Slide 19 - Quizvraag

Werkwoordspelling

Ik vind(en) het geweldig dat jij je aanmeld(en) om oudjes te helpen.
A
vind/aanmeld
B
vindt/aanmeldt
C
vindt/aanmeld
D
vind/aanmeldt

Slide 20 - Quizvraag

Ik wil graag nog extra uitleg bij de werkwoordspelling.
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

(Word) je al gek van werkwoordspelling?
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quizvraag

Als je zo doorgaat, (wordt) je moeder gek van jou.
A
goed
B
fout

Slide 23 - Quizvraag

Hij (bepaald)wat we gaan eten vanavond.
A
goed
B
fout

Slide 24 - Quizvraag

Wat gebeurt er als er al een d of t in het hele werkwoord staat en je moet de verleden tijd van een zwak werkwoord opschrijven?

Slide 25 - Open vraag

Herhaling verleden tijd 

Belangrijk: hier gebruik je WEL 'T eX KoFSCHiP!  (ook bij het Voltooid Deelwoord) 

De eerste stappen: 
1. kijk naar het hele werkwoord 
2. haal de -en van het werkwoord 


    Regels 

    1. Is het werkwoord sterk of zwak? Sterk: houden - hield,  zwak: wandelen, wandelde. 
    2. Zwak? Moet er Te (n) of De (n) achter? Hoe weet je dat? Zie 3
    3. Kijk naar de laatste letter van het WW als de -en eraf is. 
    4.  'T ex kofschip of sexy fokschaap gebruiken! Laatste letter in 't ex Kofschip? Dan Te (n), niet? Dan De (n)
    5. Staat er een d of t als je de -en eraf hebt? Dan extra d of t.

    Slide 26 - Tekstslide

    De boze student melde zich bij mij.
    A
    goed
    B
    fout

    Slide 27 - Quizvraag

    Hij beloof... mij dat hij zich zou gaan gedragen.

    Slide 28 - Open vraag

    Ik (beantwoorden) die mail.

    Slide 29 - Open vraag

    Voltooid deelwoord herhaling! 

    Slide 30 - Tekstslide

    Noem 1 ding waar je het voltooid deelwoord in een zin aan herkent:

    Slide 31 - Open vraag

    Voltooid deelwoord: je herkent het aan: 

    1. er staat altijd een ander werkwoord bij een voltooid deelwoord
    2. het begint vaak met ge, of be, ver, ont 

    ik BEN geboren, 
    jij HEBT gewerkt,
    ik BEN begonnen
    Hij HEEFT verloren

    Slide 32 - Tekstslide

    Voltooid deelwoord herhaling 

    Stappenplan:

    De eerste stappen: 
    1. kijk naar het hele werkwoord 
    2. haal de -en van het werkwoord 

    3. kijk naar de laatste letter
    5. gebruik het 'T eX KoFSCHiP: t als de laatste letter erin zit, zo niet: d  
    6. of maak het woord langer 
    een voltooid deelwoord schrijf je NOOIT met DT!!!!!!!

    Slide 33 - Tekstslide

    ik ben verbaas.... over jouw inzet.
    A
    d
    B
    t

    Slide 34 - Quizvraag

    Hij is naar de grote stad (verhuizen.
    A
    verhuisd
    B
    verhuist
    C
    verhuizen

    Slide 35 - Quizvraag

    Dit lesje heeft alweer te lang (duren).

    Slide 36 - Open vraag

    Oke, zijn jullie er klaar voor? 
    Nu komt alles samen, succes!!!!

    Slide 37 - Tekstslide

    Herhaling tegenwoordige tijd, verleden tijd, voltooid deelwoord


    Belangrijk: 't ex kofschip gebruik je NIET in de tegenwoordige tijd. 

    de eerste stappen: 
    1. kijk naar het hele werkwoord 
    2. haal de -en van het werkwoord 

    tegenwoordige tijd:
    3. moet de stam nog aangepast worden? >> lopen 
    4. Jij hij, het? >> T erachter > hij houdT
    4. Geen T bij jij / je achter ww! >>Word je directeur, wordt je vader...
    5. Geen d in hele ww, dan geen d bij tt! 
    Let op! 
    Engelse werkwoorden vervoeg je hetzelfde! klinkt het niet: e erbij

    Slide 38 - Tekstslide

    Herhaling verleden tijd 

    Belangrijk: hier gebruik je WEL 't ex kofschip! 

    de eerste stappen: 
    1. kijk naar het hele werkwoord 
    2. haal de -en van het werkwoord 

    regels 
    • Is het werkwoord sterk of zwak? 
    • Zwak? Moet er er Te (n) of De (n) achter? 

    • Kijk naar de laatste letter van het ww 
    •  'T ex kofschip of sexy fokschaap gebruiken! 
    • al een d in het hele werkwoord? dan extra d! 

    Slide 39 - Tekstslide

    Voltooid deelwoord herhaling 

    Stappenplan:

    de eerste stappen: 
    1. kijk naar het hele werkwoord 
    2. haal de -en van het werkwoord 

    3. kijk naar de laatste letter
    5. gebruik het 't ex kofschip 
    6. of maak het woord langer 
    een voltooid deelwoord schrijf je NOOIT met DT!!!!!!!

    Slide 40 - Tekstslide

    Denk altijd aan het volgende: 




    Begin altijd bij : 
    Het hele werkwoord 
    en haal dan de -en eraf!!!!!
    pas dan de stappen toe die bij de tegenwoordige tijd,
    de verleden tijd en het voltooid deelwoord passen 

    tt: stam veranderen? moet er nog een t achter? 
    vt: kijk naar de laatste letter? In 't ex Kofschip? Dan te(n), niet in het Kofschip? dan de (n). N voor meervoud. 
    vd: zelfde regels als de verleden tijd. Je krijgt alleen een t of een d. t als de laatste letter in 't ex kofschip zit. D als het niet zo is. 

    Slide 41 - Tekstslide

    ik ben geen crimineel die oude dametjes (beroven)

    Slide 42 - Open vraag

    Deze kosten (vergoeden) de winkel niet.


    Slide 43 - Open vraag

    Hij werd er ingeluis.....
    A
    t
    B
    d

    Slide 44 - Quizvraag

    Dat heeft heel veel voor haar (betekenen).
    Voltooid Deelwoord!

    Slide 45 - Open vraag

    Hij (gamen) de hele dag door!
    tegenwoordige tijd!
    A
    gamet
    B
    gamt
    C
    gamed

    Slide 46 - Quizvraag

    De regel van 't exkofschip is voor
    A
    spelling van werkwoorden in VT-VD
    B
    spelling van werkwoorden in TT
    C
    spelling van zelfstandige naamwoorden
    D
    spelling van alle woorden

    Slide 47 - Quizvraag

    Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
    A
    gebeurd
    B
    gebeurt
    C
    gebeurdt

    Slide 48 - Quizvraag

    werkwoordspelling
    A
    Het hout is opgebrandt.
    B
    Het hout is opgebrand.

    Slide 49 - Quizvraag

    Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
    A
    Vindt
    B
    Vind

    Slide 50 - Quizvraag

    Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.
    A
    besteden
    B
    besteede
    C
    besteedden
    D
    besteeden

    Slide 51 - Quizvraag

    werkwoordspelling
    A
    Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
    B
    Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

    Slide 52 - Quizvraag

    Werkwoordspelling

    Ik vind(en) het geweldig dat jij je aanmeld(en) om oudjes te helpen.
    A
    vind/aanmeld
    B
    vindt/aanmeldt
    C
    vindt/aanmeld
    D
    vind/aanmeldt

    Slide 53 - Quizvraag

    Ik wil graag nog extra uitleg bij de werkwoordspelling.
    A
    Ja
    B
    Nee

    Slide 54 - Quizvraag

    Slide 55 - Tekstslide