Lesw. 5-10 Herhaling
1 / 35
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Verzonnen verhalen noem je...
A
fictie
B
non-fictie
Slide 7 - Quizvraag
Personen die maar één of twee opvallende eigenschappen hebben en vaak op dezelfde manier reageren, heten...
Slide 8 - Open vraag
Wat wordt bedoeld met het genre ‘young adult’?
Slide 9 - Open vraag
B-boeken worden alleen gelezen door kinderen van 9 tot en met 12 jaar.
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Een schrijver gebruikt in een roman vaak meerdere verhaallijnen.
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Een realistisch verhaal...
A
...is altijd echt gebeurd.
B
...kan echt gebeuren.
Slide 12 - Quizvraag
Een gemene heks is een voorbeeld van...
A
een karakter
B
een type
Slide 13 - Quizvraag
Boeken die je tijdens de les Aardrijkskunde gebruikt zijn...
A
realistisch
B
onrealistisch
C
fictie
D
non-fictie
Slide 14 - Quizvraag
Waarom schrijven mensen gedichten?
Slide 15 - Open vraag
Je kunt in korte tijd veel te weten komen over een boek, als je...
A
...het een keer bekijkt.
B
...het twee keer bekijkt.
C
...het drie keer bekijkt.
D
...het vier keer bekijkt.
Slide 16 - Quizvraag
Wat is waar?
A
De gedachten van de hoofdpersoon kom je nooit te weten.
B
De hoofdpersoon kan tegelijkertijd een bijfiguur zijn.
C
Soms heeft een verhaal meerdere hoofdpersonen.
D
De hoofdpersoon lost zijn probleem altijd op in een verhaal.
Slide 17 - Quizvraag
Wat hoort hierbij? Je kunt je identificeren met dit personages.
A
karakters
B
types
Slide 18 - Quizvraag
Boeken over herkenbare problemen,
zoals verliefdheid, pesten en omgaan met je ouders zijn vaak...
zoals verliefdheid, pesten en omgaan met je ouders zijn vaak...
A
...onrealistisch
B
...realistisch
Slide 19 - Quizvraag
Wat betekent identificatie?
