Herhaling woordsoorten

Woordsoorten
Herhaling jaar 2: H1, 2 tm 5
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woordsoorten
Herhaling jaar 2: H1, 2 tm 5

Slide 1 - Tekstslide

Waarom heeft hij zich niet gewassen?
'zich' =
A
wederkerig voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 2 - Quizvraag

Het mooie meisje, dat daar staat, is heel timide.
'mooie' =
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
bijwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 3 - Quizvraag

Het mooie meisje, dat daar staat, is heel timide.
"timide" =
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
bijwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 4 - Quizvraag

Noteer de vragend voornaamwoorden

Slide 5 - Open vraag

Bijwoord (BW)
Zegt iets over alles behalve over een ZN


WW
- Hij rijdt hard.
! Het afgesplitste deel van het ww is géén VZ, maar een BW ! 
BN
- Hij is erg aardig.
Ander BW
- Dat is een heel erg rode auto.
TIJD
- toen, ooit, gisteren, morgen, ....
PLAATS
- daar, ...
Alle overige vraagwoorden: waarom, waarmee, wanneer, hoe, hoeveel, ....

Slide 6 - Tekstslide

Wij zullen elkaar daar nog over mailen.
"daar" =
A
aanwijzend voornaamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijwoord
D
voorzetsel

Slide 7 - Quizvraag

Wij zullen elkaar daar nog over mailen.
"elkaar" =
A
bezittelijk voornaamwoord
B
wederkerend voornaamwoord
C
wederkerig voornaamwoord
D
bijwoord

Slide 8 - Quizvraag

Er zijn maar 3 wederkerig vnw. Noteer ze alle 3

Slide 9 - Open vraag

Ik ben benieuwd naar de cijfers.

"naar" =
A
voorzetsel
B
bijwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 10 - Quizvraag

Jongedame, dit is de zoveelste keer dat ik jou waarschuw!
'zoveelste' =
A
bepaald hoofdtelwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
onbepaald hoofdtelwoord
D
onbepaald rangtelwoord

Slide 11 - Quizvraag

Ik zou hem dat vorige week gegeven hebben.
"zou" =
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 12 - Quizvraag

Onderzoek heeft aangetoond dat de meeste daklozen mannen zijn.
'aangetoond'=
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 13 - Quizvraag

Onderzoek heeft aangetoond dat de meeste daklozen mannen zijn.
'zijn'=
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 14 - Quizvraag

Ik heb uitgelegd dat het belangrijkste werkwoord een zww OF een kww is. Waarom heeft deze zin toch zowel een zww als een kww?

Slide 15 - Open vraag

Vandaag zijn we naar de zee gegaan
"we" =
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
wederkerend voornaamwoord

Slide 16 - Quizvraag

Wat vindt je leraar van dit antwoord?

"dit" =
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bepaald lidwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 17 - Quizvraag

Hij heeft zijn broertje ontzettend gemist.
'zijn'=
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 18 - Quizvraag

Welke woordsoorten moet ik nog eens herhalen in een Lessonup? Je moet er 3 kiezen.

Slide 19 - Open vraag

Einde

Slide 20 - Tekstslide