5.8 Dominant en recessief

Thema 5.8 Dominant en Recessief

Erfelijkheid en evolutie
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 5.8 Dominant en Recessief

Erfelijkheid en evolutie

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Herhalen
  • Uitleg B8 Dominant en recessief
  • Opdrachten B8
  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Genexpressie
Genexpressie = het tot uiting komen van een gen, 'kan aan of uit staan'.

DNA-sequentie = volgorde van de basen in het DNA, bevat de informatie voor het maken van een specifiek eiwit.


Genexpressie
-Expressie verschillend per cel
-Afhankelijk van de functie van de cel
DNA-sequentie
-De DNA-sequentie van een gen bevat info voor de productie van een specifiek eiwit
Voorbeeld
-Gen bevat code voor melanine productie
-In een cel in de iris van een oog staat dit gen aan
-informatie op dit gen wordt afgelezen -> melanine productie
bruin = meer melanine
blauw = weinig melanine

Slide 3 - Tekstslide

Gunstige mutaties?
mutatie = verandering van het genotype
negatief: ziektes, afwijkingen

Door spontane (erfelijke) mutaties genetische variatie in nakomelingen neemt toe (positief)
= gunstig voor de overlevingskans van een populatie!

Geslachtelijke voortplanting & spontane mutaties zorgen voor variatie in genotype & fenotype!

Voordelige mutatie
-Als de omstandigheden veranderen is een organisme met mutatie misschien beter aangepast t.o.v. soortgenoten
bijv: witte vacht in de sneeuw, donkere huid bij felle zon, extra lange nek bij giraffen 


Slide 4 - Tekstslide

Wat is een mutatie?
A
Een virus die een bacterie binnendringt
B
Plotselinge verandering van het DNA
C
Een gen die niet werkt
D
Plotselinge verandering van het fenotype

Slide 5 - Quizvraag

Leerdoel B8
-Je kunt omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief betekenen.

-En je kunt een kruisingsschema maken, aflezen en uitleggen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Chromosomenparen & genenparen
Je hebt chromosomen in paren. 1 van je vader en 1 van je moeder. 

Maar je hebt dus ook genenparen; 

Het gen van de vader en het gen van de moeder vormen samen een genenpaar.

Slide 8 - Tekstslide

Homozygoot & heterozygoot
  • Per eigenschap heb je dus 2x informatie op het gen staan -> allelen
  • Is deze informatie gelijk, dan ben je homozygoot voor deze eigenschap. (voorbeeld gen B)
  • Is deze informatie op het gen ongelijk, dan ben je heterozygoot voor deze eigenschap (voorbeeld gen A)


Slide 9 - Tekstslide


2 dezelfde allelen              2 verschillende allelen

Slide 10 - Tekstslide

Dominant of recessief
  • Het gen dat het sterkst is, bepaalt welke eigenschap jij krijgt. 
  • Dat gen noem je dominant. bijv. haarkleur zwart is dominant over blond.
  • De eigenschap die niet zichtbaar wordt, noem je recessief.  


Slide 11 - Tekstslide

Gensymbolen
Eigenschappen (bijv. haarkleur) benoem je met een letter. 
  • Dominante eigenschappen krijgen een HOOFDLETTER
    (A)
  • Recessieve eigenschappen krijgen een kleine letter
    (a)

2 dezelfde letters - homozygoot (- AA of aa)
2 verschillende letters - heterozygoot (- Aa)

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld
Wanneer iemand het dominante gen A heeft, zal deze persoon zwart haar hebben. 
We noteren dit als:
  • A = zwart haar = dominant
  • a = blond haar = recessief

Ook als hij heterozygoot (Aa) is heeft hij zwart haar. 
Het gen voor zwart haar is dominant

Slide 13 - Tekstslide

Gensymbolen (genotype)
Als je homozygoot bent voor deze eigenschap heb je dus:
- of AA (fenotype zwart haar)   - of aa (fenotype blond haar)
Als heterozygoot heb je dan:  - Aa (fenotype zwart haar)

Slide 14 - Tekstslide

Beide homozygoot

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Zelfstandig aan de slag

  • Maak alle opdrachten van basisstof 8
  • Oefen de begrippen van basisstof 8



Slide 22 - Tekstslide

Je hebt het genotype en het fenotype.
Wat wordt bedoeld met het genotype?
A
De erfelijke informatie op je chromosomen
B
Hoe je eruit ziet

Slide 23 - Quizvraag

Een allel is een variant van een.......
A
basepaar
B
nucleotide
C
gen
D
chromosoom

Slide 24 - Quizvraag

Een cavia is heeft voor haarkleur als genotype "AA"
Deze cavia is voor deze eigenschap....
A
homozygoot dominant
B
homozygoot recessief
C
heterozygoot

Slide 25 - Quizvraag

Zwarte vachtkleur is dominant over roodbruin. Wat is het genotype van deze koe?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
Is niet te zeggen

Slide 26 - Quizvraag

Zwarte vachtkleur is dominant over roodbruin. Wat is het genotype van deze koe?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
Is niet te zeggen

Slide 27 - Quizvraag

Bij cavia's is kort haar (R) dominant over lang haar (r)

-Wat is het genotype van een cavia met lang haar?
A
RR
B
rr
C
Rr

Slide 28 - Quizvraag

Bij cavia's is kort haar (R) dominant over lang haar (r)

- Welke genotypen kan een cavia met kort haar hebben?
A
RR of Rr
B
rr of Rr
C
Rr

Slide 29 - Quizvraag