VCA oefenvragen H5

H5
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
VCAMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H5

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het kenmerk van een besloten ruimte?
A
De ruimte is vaak klein, vaak nat en glad.
B
Het percentage zuurstof is daar altijd laag.
C
Ruimtes rondom zijn altijd afgezet.
D
Het is er altijd donker.

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de zelfontbrandingstemperatuur van een stof? Dat is de laagste temperatuur waarbij...

A
...de stof door een vonk kan worden aangestoken.
B
... de stof ontbrandt zonder hem aan te steken met een vonk.
C
...de stof uiteenvalt in brandbare componenten.

Slide 3 - Quizvraag

Welke blusstof is geschikt voor het blussen van een gasbrand?
A
Poeder.
B
Schuim.
C
Stoom.

Slide 4 - Quizvraag

Wat mag je niet met water blussen?
A
Een stapel brandend textiel.
B
Een brand in een papiercontainer.
C
Een brand in een schakelkast.

Slide 5 - Quizvraag

Wat moet je direct doen als je een brandwond hebt?
A
brandzalf op de wond smeren en afdekken met verband.
B
Eerst professionele hulp inschakelen.
C
Direct koelen met lauw water.
D
Een oogdouche gebruiken.

Slide 6 - Quizvraag

Waaraan kun je zien welk gas er in een gascilinder zit?
A
Aan de vorm van de hals.
B
Aan de kleurcode.
C
Aan het etiket.

Slide 7 - Quizvraag

Wanneer kan warmteoverdracht het ontstaan van een brand bevorderen?

A
Indien er sprake is van grote hitte.
B
Indien er sprake is van een uitslaande brand.
C
Indien er sprake is van veel vlammen.

Slide 8 - Quizvraag

Wat doe je als eerste als je een brand ontdekt?
A
Je belt 112.
B
Je gaat meteen blussen.
C
Je brengt jezelf in veiligheid.

Slide 9 - Quizvraag

Het gebruik van een rolsteiger is veiliger dan het gebruik van een ladder.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

In de wet staat dat je werkt op hoogte bij:
A
1 meter boven de grond.
B
2,5 meter boven de grond.
C
5 meter boven de grond.
D
7,5 meter boven de grond.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is geen standaard PBM bij het werken in een besloten ruimte?
A
Veiligheidshelm
B
Veiligheidskleding
C
Veiligheidsbril
D
Veiligheidsharnas

Slide 12 - Quizvraag

Hoe kan in een besloten ruimte een zuurstoftekort ontstaan?
A
Sommige verfstoffen gebruiken zuurstof bij het drogen.
B
Door roestvorming wordt zuurstof verbruikt.
C
Als de ruimte gevuld is met stikstof.
D
Antwoord A, B & C zijn juist.

Slide 13 - Quizvraag

In een besloten ruimte mag je elektrisch gereedschap op 230 Volt gebruiken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Als de afstand van de werkplek tot de dakrand minder dan 4 meter is dan moet je een dakrandbeveiliging aanbrengen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Als je wordt blootgesteld aan asbest dan ...
A
Word je direct heel ziek.
B
Kun je na vele jaren kanker krijgen.
C
Is dat geen probleem.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een inert gas?
A
Een gas waarbij veel zuurstof vrijkomt.
B
Een onschadelijk gas
C
Een gas dat zuurstof verdringt.

Slide 17 - Quizvraag

Hoe kun je een besloten ruimte het beste omschrijven?
A
Als een ruimte onder de grond.
B
Als een ruimte waar je moeilijk in of uit kan komen.

Slide 18 - Quizvraag

Een ladder of trap mag je niet meer gebruiken bij een hoogte van ...
A
2 meter of hoger.
B
5 meter of hoger.
C
7,5 meter of hoger
D
15 meter of hoger.

Slide 19 - Quizvraag

Een vaste steiger moet altijd gebouwd worden door een erkend bedrijf.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Wat is belangrijk als je verft in een besloten ruimte?
A
Goed ventileren.
B
Warme kleding dragen.
C
Als de verf moet drogen dan moet je de ruimte afsluiten.

Slide 21 - Quizvraag

Wat is autogeen lassen?
A
Lassen met gassen
B
Lassen met elektriciteit

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een weesleiding?
A
Een open leiding.
B
Een leiding die niet op de tekening staat.
C
Een leiding die niet meer gebruikt wordt.

Slide 23 - Quizvraag

Een hangbruginstallatie mag je niet meer gebruiken ..
A
boven windkracht 4.
B
Boven windkracht 6.
C
Boven windkracht 8.

Slide 24 - Quizvraag

Een steekflens gebruik je om leidingen volledig af te sluiten.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 25 - Quizvraag