Oefentoets H8

Wat kost een land geld?
A
Import
B
Export
C
de handel tussen 2 landen
D
Import en Export
1 / 24
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat kost een land geld?
A
Import
B
Export
C
de handel tussen 2 landen
D
Import en Export

Slide 1 - Quizvraag

Nederlanders houden graag vakantie in het buitenland. Als ze met een buitenlandse vliegmaatschappij reizen dan is er sprake van:
A
export van goederen.
B
export van diensten.
C
import van goederen.
D
import van diensten.

Slide 2 - Quizvraag

Het voordeel van import voor de Nederlandse consument is ...
A
meer keuze in goederen en diensten.
B
minder keuze in goederen en diensten.

Slide 3 - Quizvraag

Een voordeel van meer export is ...
A
dat de werkgelegenheid daalt.
B
dat de werkgelegenheid stijgt.

Slide 4 - Quizvraag

Wederuitvoer is 194,5 miljard

Totaal uitvoer goederen is 431,4 miljard

Bereken de wederuitvoer in procenten.
A
45,08%
B
45,10%
C
45,2%

Slide 5 - Quizvraag

Als wij iets verkopen naar het buitenland noem je dat:
A
Importeren
B
Exporteren
C
internationale handel
D
verkopen

Slide 6 - Quizvraag

Als je in Duitsland naar de kapper gaat is dat:
A
Importeren
B
Exporteren

Slide 7 - Quizvraag

Veel handelen met het buitenland heet:
A
open economie
B
gesloten economie
C
internationale economie
D
nationale economie

Slide 8 - Quizvraag

De betalingsbalans geeft de waarde weer van de:
A
geïmporteerde en geëxporteerde goederen
B
geïmporteerde en geëxporteerde diensten
C
geïmporteerde en geëxporteerde goederen en diensten

Slide 9 - Quizvraag

Als de waarde van de geïmporteerde goederen groter is dan de waarde van de geëxporteerde goederen heb je:
A
een overschot op de handelsbalans
B
een tekort op de handelsbalans
C
een evenwicht op de handelsbalans

Slide 10 - Quizvraag

Bereken het handelstekort van dit land:
Exportwaarde $ 575 miljoen
Importwaarde $ 600 miljoen
A
$1175 miljoen
B
$ 25 miljoen

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen de EU en de EMU (Eurozone)?

Slide 12 - Open vraag

Als de koers van de dollar ten opzichte van de euro daalt, is dat:
A
Gunstig voor de onze export, onze producten zijn voor de Amerikanen goedkoper geworden.
B
ongunstig voor onze export, want onze producten worden voor de Amerikanen duurder om te kopen.
C
niet van invloed op de Nederlandse export, want de Amerikanen betalen in dollars.

Slide 13 - Quizvraag

Juist of onjuist?
In alle landen van Europa kun je
met de euro betalen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer mag een land de euro invoeren?
A
De inflatie mag maximaal 2% hoger zijn dan het gemiddelde
B
Het begrotingstekort mag maximaal 3% zijn van het BBP
C
De staatsschuld mag 100% zijn van het BBP

Slide 15 - Quizvraag

De Europese Unie heeft besloten                                            te heffen op Chinese zonnepanelen. 

Hiermee wil de EU tegengaandat China te                                                  zonnepanelen in Europa aanbiedt.

Dat komt omdat de Chinese overheid                                                    geeft aan Chinese producenten die zonnepanelen exporteren. Die Chinese staatssteun is nadelig voor de                                   producenten van zonnepanelen.

Chinese
contingentering
invoerrrechten
dure
Europese
goedkope
exportsubsidies
importverbod

Slide 16 - Sleepvraag

Wat is het doel van protectiemaatregelen?
A
beschermen van de burgers
B
beschermen van de overheid
C
beschermen van de het buitenland
D
beschermen van het bedrijfsleven

Slide 17 - Quizvraag

Kenmerken van ontwikkelingslanden zijn:

1. snelle bevolkingsgroei
2. lage levensverwachting en hoog sterftecijfer
3. slechte gezondheidszorg
4. slechte infrastructuur
5. veel werkloosheid

Slide 18 - Tekstslide

Ontwikkelingslanden zijn:
A
landen die goed ontwikkeld zijn
B
landen waar de productie en inkomens hoog zijn
C
landen met weinig analfabetisme
D
landen waar de productie en inkomens laag zijn

Slide 19 - Quizvraag

De EU (Europese Unie) vormen een interne markt. En hierbinnen is er vrij verkeer van:
A
Import en Export producten
B
Goederen en diensten, personen (wonen en werk) en kapitaal (geld)
C
Spullen in de Eurozone
D
BTW tarieven

Slide 20 - Quizvraag

In 2020 werd er 620 miljoen kilo aardappels geexporteerd voor een prijs van € 1,30 per kilo. Bereken de totale uitvoerwaarde.
A
19 miljoen
B
806 miljoen
C
300 miljoen
D
477 miljoen

Slide 21 - Quizvraag

Hoe noem je de protectiemaatregel als de EU (Europese Unie) besluit dat er maar een beperkt aantal producten ingevoerd mogen worden?
A
Invoerverbod
B
Exportsubsidie
C
Invoerquota
D
Invoerrechten

Slide 22 - Quizvraag

Hulp aan ontwikkelingslanden.
Wat is structurele hulp?
A
Hulp met als doel dat deze landen op lange termijn zelfstandig worden.
B
Hulp waarbij er voorwaarden gesteld worden door het gevende land.
C
Hulp in Noodsituaties
D
Hulp dat voor altijd doorgaat

Slide 23 - Quizvraag

Wat betekent: Inkomen per hoofd
(van de bevolking)
A
Salaris min kosten is het inkomen per hoofd
B
Het totaal aan schuld
C
Wat een gezin verdient
D
Het gemiddelde inkomen per inwoner van een land

Slide 24 - Quizvraag