5H 10.2 het veranderen van soorten

10.2 het veranderen van soorten
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

10.2 het veranderen van soorten

Slide 1 - Tekstslide

Even terugkijken:
Wat is het verschil tussen absolute en relatieve ouderdomsbepaling?

Slide 2 - Open vraag

Ze gebruiken 14C om de ouderdom te bepalen. De halveringstijd is 5736 jaar. Men treft nog 12,5 % 14C aan in een fossiel. Hoe oud is het fossiel?

Slide 3 - Open vraag

Zijn er nog onderdelen uit 10.1 die je nog niet goed snapt?

Slide 4 - Woordweb

10.2 leerdoelen
Je kunt de volgende begrippen uitleggen: 

allelfrequentie - evolutie - mutagene invloeden - puntmutatie - recombinatie - genetische variatie - genoommutatie - natuurlijke selectie - adaptatie - selectiedruk - fitness - voortplantingssucces - seksuele selectie - kunstmatige selectie - genetic drift - chromosoommutatie

Slide 5 - Tekstslide

10.2 leerdoelen
Je kunt uitleggen..

  • hoe allelfrequenties veranderen, mutaties DNA beinvloeden en dat dit uiteindelijk kan leiden tot het ontstaan van nieuwe soorten
  • welke mutaties er zijn en inschatten hoe groot de invloed zal/kan zijn van de mutaties
  • wat recombinatie inhoudt en hoe dit bijdraagt aan het ontstaan van nieuwe soorten
  • wat natuurlijke selectie en selectiedruk betekent
  • wat fitness en genetic drift betekent
  • wat seksuele en kunstmatige selectie inhoudt aan de hand van voorbeelden

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

In de video wordt gesproken over een organisme die een gunstige eigenschap heeft. Welke eigenschap was dit?

Slide 9 - Open vraag

Deze gunstige eigenschap kwam vaker voor omdat deze eigenschap een voordeel had. Dit had te maken met de omgeving. Wat was er dan met de omgeving aan de hand dat deze eigenschap zo gunstig was geworden?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Video

Noem een nadeel van klonen (ongeslachtelijke voorplanting).

Slide 12 - Open vraag

Wat is genetische variatie?

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Video

Wat zien we gebeuren met de organismen die het beste zijn aangepast aan de omgeving?

Slide 15 - Open vraag

soorten veranderen
Het recept:
1. genetische variatie
2. allelen die maken dat een organisme beter is aangepast aan de omgeving
3. een omgeving die verandert
4. het organisme die het beste is aangepast overleeft/ leeft langer en plant zich het vaakste voor
5. de eigenschap komt in de generaties daarna vaker voor

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

1. genetische variatie
De dikte van de schors van de waboom kan verschillen.
De dikte van de schors van de waboom is een erfelijke eigenschap.

Er kunnen door mutaties in de genen van de schorsdikte een allel zijn ontstaan die zorgt voor een nog dikkere schors.
Door recombinatie kunnen een combinatie van allelen hebben gezorgd voor een nog dikkere schors.

Slide 18 - Tekstslide

hoe groot zijn de gevolgen van de mutatie?

Slide 19 - Tekstslide

Door recombinatie kunnen combinaties van allelen nieuwe fenotypen veroorzaken.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

2. eigenschappen die maken dat een organisme beter is aangepast aan de omgeving


Welke eigenschap zorgt ervoor dat de waboom het beste is aangepast aan de omgeving?

Deze eigenschap heeft de hoogste fitness


Slide 22 - Tekstslide

3. een omgeving die verandert
Wat is de verandering in de omgeving die ervoor zorgt dat alleen de wabomen met de dikkere stam het overleven?

Deze factor uit de omgeving zorgt voor selectiedruk.
Des te heftiger de factor, des te groter de selectiedruk.




Slide 23 - Tekstslide

4. het organisme die het beste is aangepast overleeft/ leeft langer en plant zich het vaakste voor

De wabomen met de dikste schors overleven de brand/ leven het langste.
Deze wabomen planten zich in vergelijking met wabomen met dunne schors vaker voort.
Zij hebben een groter voortplantingssucces.




Slide 24 - Tekstslide

5. de eigenschap komt in de generaties daarna vaker voor
Omdat schorsdikte een erfelijke eigenschap is krijgen de nakomelingen ook deze allelen van de ouders.

De allelfrequentie 'dikke schors' is toegenomen in de generaties erna.
Adaptatie = de soort/ populatie heeft zich aangepast aan de veranderende omgeving




Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Natuurlijke selectie
De 'natuur' bepaalt welke individuen (met de gunstigste eigenschappen) het langste leven en dus de meeste nakomelingen krijgen. 






Slide 27 - Tekstslide

Kunstmatige selectie
Wij mensen bepalen welke eigenschappen gunstig zijn en gaan daarmee fokken of kweken.








Slide 28 - Tekstslide

Seksuele selectie
Organismen met eigenschappen die seksueel aantrekkelijk gevonden worden planten zich vaker voort. Dit botst nog weleens met natuurlijke selectie.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Wat vinden wij mensen (seksueel) aantrekkelijk?

Slide 31 - Woordweb

9. Dinosauriërs met veren waren waarschijnlijk warmbloedig.

a. Leg uit dat warmbloedige dinosauriërs een hogere fitness hebben dan koudbloedige.

Slide 32 - Open vraag

9. Dinosauriërs met veren waren waarschijnlijk warmbloedig.

b. Leg in drie stappen uit dat met elke generatie steeds meer dinosauriërs veren hadden.

Slide 33 - Open vraag

Slide 34 - Video

11. Eén voordeel van een lange nek bij giraffen is het bereiken van meer voedsel (boomblaadjes). Er zitten ook nadelen aan het hebben van een lange nek.
a. Noem een nadeel van de lange nek

Slide 35 - Open vraag

11. Eén voordeel van een lange nek bij giraffen is het bereiken van meer voedsel. Er zitten ook nadelen aan het hebben van een lange nek.
b. Een andere functie van een lange nek is het ritueel gevecht ('nekken') tussen mannetjes. De winnaar van deze vechtpartijen paart met de meeste vrouwtjes. Leg uit dat dit wijst op seksuele selectie.

Slide 36 - Open vraag