Spelling Blok 5 havo 3

Vandaag ga ik heel veel geld uitgeven omdat ik daar zin in heb!
A
omdat = nevenschikkend voegwoord
B
omdat = onderschikkend voegwoord
1 / 21
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Vandaag ga ik heel veel geld uitgeven omdat ik daar zin in heb!
A
omdat = nevenschikkend voegwoord
B
omdat = onderschikkend voegwoord

Slide 1 - Quizvraag

Marijn is door Mirjam geholpen en hij is daar blij mee.

A
Dit is een nevenschikkende zin.
B
Dit is een onderschikkende zin.

Slide 2 - Quizvraag

Jan zet straks koffie voor mij en daarna de container aan de straat.
A
Deze samentrekking is goed.
B
Deze samentrekking is fout.

Slide 3 - Quizvraag

Niemand in Nederland weet al wat de regering morgen gaat aankondigen.
A
wat = betr. vnw
B
wat = vrv
C
wat = onb. vnw

Slide 4 - Quizvraag

Wie nog iets aan president Trump wil vragen, kan dat na deze persconferentie doen.
A
wie = vrv
B
wie = betr.vnw
C
wie = betr.vnw m.i.a.

Slide 5 - Quizvraag

"Bart, let jij ook even op?" vroeg meneer de Groot.

A
De hoofdletters en leestekens kloppen.
B
De hoofdletters en leestekens kloppen niet.

Slide 6 - Quizvraag

“Hebt u een klantenkaart?” Vroeg de cassière.
A
De hoofdletters en leestekens kloppen.
B
De hoofdletters en leestekens kloppen niet.

Slide 7 - Quizvraag

Als je nog vragen hebt, kun je die straks aan mij stellen.

A
De leestekens kloppen.
B
De leestekens kloppen niet.

Slide 8 - Quizvraag

"Mevrouw De Speld," zei de tandarts, "u mag binnenkomen."

A
De leestekens en de hoofdletters kloppen.
B
De leestekens en de hoofdletters kloppen niet.

Slide 9 - Quizvraag

Welke spelling klopt?
A
Curacao
B
Curaçao

Slide 10 - Quizvraag

Welke spelling klopt?
A
scene
B
scéne
C
scène

Slide 11 - Quizvraag

Welke spelling klopt?
A
per se
B
per sè
C
perse

Slide 12 - Quizvraag

Welke spelling klopt?
A
concierge
B
conciërge
C
concièrge

Slide 13 - Quizvraag

Boerin Annemiek is op zoek naar een leuke vent.

A
is = hww
B
is = zww
C
is = kww

Slide 14 - Quizvraag

Boer Jan houdt af en toe wel van een pilletje.

A
van een pilletje = voorzetsel voorwerp
B
van een pilletje = bijw. bepaling

Slide 15 - Quizvraag

De twee vrouwen bij boer Bastiaan vind ik zielig, want zij krijgen geen aandacht van hem.
A
Dit is een onderschikkende zin.
B
Dit is een nevenschikkende zin.

Slide 16 - Quizvraag

Enkele artsen waren bekaf na hun dienst op de IC.
A
enkele = BN
B
enkele = onb. vnw

Slide 17 - Quizvraag

Weet jij welke beroepen tot die vitale beroepen horen?
A
die = betr. vnw
B
die = aanw. vnw

Slide 18 - Quizvraag

De twee vrouwen bij boer Geert Jan zijn gezellige en sympathieke vrouwen.
A
Deze zin heeft WG.
B
Deze zin heeft een NG.

Slide 19 - Quizvraag

Tijdens de gala avond in Januari maakte een docent prachtige foto's
A
In deze zin zit geen fout.
B
In deze zin zit één fout.
C
In deze zin zitten twee fouten.
D
In deze zin zitten drie fouten.

Slide 20 - Quizvraag

Een havo-er moet al op jonge leeftijd keuzes maken die bepalent zijn voor zijn latere carière.
A
In deze zin zit geen fout.
B
In deze zin zit één fout.
C
In deze zin zitten twee fouten.
D
In deze zin zitten drie fouten.

Slide 21 - Quizvraag