security unit 9 'aggression'

unit 9 'aggression'
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
BeveiligingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

unit 9 'aggression'

Slide 1 - Tekstslide

How should a security guard handle in case of aggression?

Slide 2 - Woordweb

7

Slide 3 - Video

00:30
What are the police doing right now?

Slide 4 - Open vraag

00:40
'Cameras don't Always tell the whole story' what can this mean?

Slide 5 - Open vraag

01:26
What happened during the arrest?

Slide 6 - Open vraag

01:45
why did the police use force?

Slide 7 - Open vraag

02:02
what is the suspect accused of?

Slide 8 - Open vraag

02:58
What is said about the bodycams?

Slide 9 - Open vraag

03:03
What is your opinion about the violent arrest

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Video

Name some differences between the two news items

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Exercise 2 page 104 (vocabulary)

Slide 15 - Open vraag

Make a sentence with 'bystanders'

Slide 16 - Open vraag

Make a sentence with 'addicted'

Slide 17 - Open vraag

Listening: exercise 3 page 104

Slide 18 - Open vraag

Speaking: role-play
  • in pairs prepare a role-play
  • one of you is the security guard the other an attendent
  • the guard checks the tickets at the entrance, the attendent says his/her friend has the ticket but already went inside. The security doesn't believe that.  The attendent becomes a bit aggresive. Try to come with a proper solution. 

Slide 19 - Tekstslide

Onze leraar is de knapste van alle leraren.

Slide 20 - Open vraag

Degrees of comparisons 
trappen der vergelijking

Slide 21 - Tekstslide

Als we dingen vergelijken noemen we dat de : vergrotende trap
In het Engels zet je dan -er achter het woord:
small - smaller
fast - faster
high - higher

Slide 22 - Tekstslide

Achter het woord + er zet je dan than
this dog is smaller than that one
smaller than

Slide 23 - Tekstslide

Als dingen het allerbeste zijn dan noemen we dat de overtreffende trap
In het Engels zet je dan -est achter het woord 

fastest
smallest
highest

Slide 24 - Tekstslide

woorden die eindigen op een griekse y
Bij de overtreffende trap verdwijnt 
de -y en komt er -ier achter
1
an ugly dog 
an uglier dog
the ugliest dog

Slide 25 - Tekstslide

2
woorden die eindigen op -e
bijv : safe, nice, large
Bij de vergrotende trap komt er een -r achter het woord

Slide 26 - Tekstslide

2
woorden die eindigen op -e
Bij de overtreffende trap komt er een -st achter het woord
a large dog
a larger dog
the largest dog

Slide 27 - Tekstslide

Woorden van 1 lettergreep met 1 klinker die eindigen op 1 medeklinker
3
bijv : big , fat, hot
Bij de vergrotende trap verdubbelt de medeklinker + er
bigger/ fatter/ hotter

Slide 28 - Tekstslide

Woorden van 1 lettergreep met 1 klinker die eindigen op 1 medeklinker
3
Bij de overtreffende trap verdubbelt de medeklinker + est
         
a fat dog
a fatter dog
the fattest dog

Slide 29 - Tekstslide

Deze rijtjes moet je uit je hoofd leren :


  • much/many - more - most
  • little/ few - less - least
  • bad - worse - worst
  • good - better - best

Slide 30 - Tekstslide

er zijn ook lange bijvoeglijke naamwoorden. Deze hebben 3 of meer lettergrepen
  • beautiful
  • intelligent
  • wonderful
  • exciting
  • difficult

Slide 31 - Tekstslide

Bij deze lange woorden maak je de vergrotende en overtreffende trap door more en most voor het woord te zetten
  • more - most beautiful
  • more - most intelligent
  • more - most wonderful
  • more - most exciting

Slide 32 - Tekstslide

een aantal woorden van 2 lettergrepen krijgen ook more en most
Bijvoorbeeld:
famous
boring


Slide 33 - Tekstslide

This is ....................... city I have ever visited. (beautiful)

Slide 34 - Open vraag

The weather is ............... (bad)last year

Slide 35 - Open vraag

I wish you lived ............. (near) to me.

Slide 36 - Open vraag

I wish I had a .............. (reliable) car. This one is always breaking down.

Slide 37 - Open vraag

It was surprisingly cheap. I expected the hotel to be ....................... .

Slide 38 - Open vraag

You look .............. (thin). have you lost weight?

Slide 39 - Open vraag

Look! It's easy. I thought it would be ...............

Slide 40 - Open vraag

Your work isn't very good. I am sure you can do ............

Slide 41 - Open vraag

There were a lot of people on the bus. It was ................ (crowded) than usual.

Slide 42 - Open vraag

It is too noisy here. Can we go somewhere ............?

Slide 43 - Open vraag

What is ........................ (popular)sport in your country?

Slide 44 - Open vraag

Is it a good room?
It is ................. room in the hotel, sir.

Slide 45 - Open vraag

That painting is ..................... (valuable) than the "Mona Lisa"

Slide 46 - Open vraag

You will find your way around ........... (easily) with a good map.

Slide 47 - Open vraag

That is the ............... (funny) joke I have ever heard

Slide 48 - Open vraag