Zinsdelen met Ros

Zinsdelen
Een zinsdeel is een stukje van een zin wat uit 1 of meerdere woorden bestaat. Je kunt zinsdelen veranderen maar de woorden blijven bij elkaar.



1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Zinsdelen
Een zinsdeel is een stukje van een zin wat uit 1 of meerdere woorden bestaat. Je kunt zinsdelen veranderen maar de woorden blijven bij elkaar.



Slide 1 - Tekstslide

Ezelsbruggetje

Alles wat voor de persoonsvorm staat of kan staan = een zinsdeel.

En: de woorden niet en wel staan altijd tussen strepen. (zijn aparte zinsdelen)

Slide 2 - Tekstslide

De zin verdelen
Zinsdelen kunnen uit één of meerdere woorden bestaan.

Om zinsdelen te vinden,
hussel je de zin door elkaar.

Alles wat vóór de persoonsvorm
staat of kan staan is één zinsdeel.

Slide 3 - Tekstslide


Bij het ontleden van zinnen is het heel fijn als je weet wat de persoonsvorm is.


In het Nederlands vormt die de spil van de opbouw van de zin en daarvan kan je gebruik maken bij het vinden van de zinsdelen.


Daarom begin je bij het ontleden van een zin altijd met het vinden van de persoonsvorm!

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.
______
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 7 - Quizvraag


De leerlingen zwaaiden naar hun vrienden.
__________
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Ik leer het onderwerp te vinden.

Wat is het onderwerp?
A
Ik
B
leer
C
het onderwerp
D
vinden

Slide 11 - Quizvraag

Werkwoordelijk gezegde
Herhalen met een filmpje hieronder


werkwoordelijk gezegde : zijn alle werkwoorden in een zin
het werkwoordelijk gezegde kan uit één of meer werkwoorden bestaan.



Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Werkwoordelijk gezegde

Slide 14 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
A
Woordsoort
B
Zinsdeel

Slide 15 - Quizvraag

VOLTOOID DEELWOORD
  • Begint met ge-, be-, ver-, ont-, her.
  • Sterke werkwoorden: eindigt meestal op -en (gelopen, verbroken).
  • Zwakke werkwoorden: eindigt meestal op een t of een d.
  • Weet je niet of het voltooid deelwoord op een t of d eindigt? Maak het voltooid deelwoord langer of gebruikt 't x-kofschip.
  • Bij een voltooid deelwoord hoort altijd een hulpwerkwoord.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

't ex kofschip / 't sexy fokschaap 
Hele werkwoord - en = de stam
- wel in 't sexy fokschaap > + te (n)
- wel in 't ex kofschip > + te (n)

Laatste letter van de stam:
- niet in 't sexy fokschaap > de (n)
- niet in 't ex kofschip > + te (n)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Ik heb gisteren pom gegeten
Het woord gegeten is?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
werkwoordelijk gezegde
D
onderwerp

Slide 20 - Quizvraag

Schrijf je -d of -t?
bran ..

Slide 21 - Open vraag

Er wordt op olifanten gejaagd
wat is het
voltooid deelwoord?
A
op
B
wordt
C
olifanten
D
gejaagd

Slide 22 - Quizvraag