In deze les zitten 61 slides, met tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Tijd van Wereldoorlogen 1900 - 1950
9.1 Oorlog en crisis
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen nabespreken
Je kunt beschrijven welke oorzaken het machtsevenwicht tussen de Europese mogendheden verstoorden.
Je kunt beschrijven waarom en hoe de manier van oorlog voeren tussen 1914 en 1918 veranderde.
Je kunt uitleggen dat de Eerste Wereldoorlog voor een verandering in de wereldwijde economische verhoudingen zorgde.
Je kunt de zwakke plekken van de Amerikaanse economie beschrijven en je kunt uitleggen hoe die zwakke plekken leidden tot een economische wereldcrisis.
Je kunt uitleggen hoe onder president Roosevelt de economische problemen werden aangepakt en dat deze aanpak een breuk met het verleden was.
Slide 2 - Tekstslide
9.1
Slide 3 - Tekstslide
Kenmerkende Aspecten
39 De crisis van het wereldkapitalisme.
40 Het voeren van twee wereldoorlogen.
43 Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering.
Slide 4 - Tekstslide
Theorie
Slide 5 - Tekstslide
Theorie
De lange 19e eeuw was een van de vreedzaamste periodes in de Europese geschiedenis. Alle Europese landen waren bezig met de industriele revolutie en met het modern imperialisme (..?). Juist dit zorgde voor een goed machtsevenwicht: het sterk en machtig maken van je land leek de beste garantie voor vrede.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Theorie
Zoals gezegd, het was een bijzondere tijd. Iedereen was vrolijk. De mooiste dingen werden uitgevonden en de toekomst leek oneindig veel mogelijkheden te hebben.
Deze periode noemen we ook de la belle epoque: de periode van vrede, voorspoed en welvaart in Europa rond 1900.
Slide 8 - Tekstslide
Theorie
Amerika hield zich op dat moment afzijdig van Europa. Zij wilden weinig tot geen inmenging van Europese landen. Zij voerden een politiek van isolationisme.
Isolationisme (VS) is een vorm van politiek waarbij een land kiest om zich niet met buitenlandse aangelegenheden te bemoeien.
Slide 9 - Tekstslide
Theorie
Behalve dat er deze vrede was rond 1900, heerste er wel een heftige vorm van nationalisme (..?) en militarisme.
Dit zorgde er eigenlijk voor dat de vrede een meer gewapende vrede werd: er werd gewerkt aan een leger en het opbouwen van wapens en munitie maar niet (vooralsnog) om gebruikt te worden.
Militarisme is een voorliefde hebben voor alles dat met het leger te maken heeft (uniformen, medailles, discipline en parades).
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Theorie
Het militarisme en het nationalisme zorgden ervoor dat spanningen enigszins terugkeerden in Europa. Landen keken gingen toch een beetje angstig naar elkaar kijken. De hoofdrolspelers hadden sowieso elk hun redenen om dit te doen..
Slide 12 - Tekstslide
Theorie
Duitsland: Pas sinds 1871 een eenheidsstaat -> zoeken nog naar eenheid. Streeft naar eenheid en een imperium zoals Frankrijk en Engeland.
Frankrijk: De Fransen hadden de Frans-Duitse oorlog verloren (1870-1871). Ze moesten ook nog het gebied Elzas-Lotharingen afstaan en zinden op wraak.
Engeland: Hadden grootste rijk van de wereld en keken met schuin oog naar imperialistische wensen van Duitsland en de bouw van hun vloot.
Oostenrijk-Hongarije: Staat van tientallen verschillende culturen, talen, landen die zelfstandig wilden worden.
Slide 13 - Tekstslide
Theorie
Vanwege het nationalisme, militarisme en imperialisme vonden de Europese landen het belangrijk om een groot leger en een grote vloot te hebben. Dit resulteerde in een wapenwedloop.
Wapenwedloop: Een 'wedstrijd' tussen landen over wie verder is op het gebied van wapentechnologie of wie de meeste wapens bezit.
Slide 14 - Tekstslide
Theorie
Op 24 juni 1914 wordt kroonprins Franz Ferdinand vermoord door Gavrilo Princip. Dit is de directe aanleiding voor WO1.
Slide 15 - Tekstslide
DE BONDGENOOTSCHAPPEN
Slide 16 - Tekstslide
Theorie
Munitie en wapens werden gemaakt ..
Legers werden opgetrommeld ..
Bondgenootschappen waren gesmeed ..
Nu nog een aanleiding voor een oorlog ..
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Theorie
Op 28 juni 1914 werd Franz Ferdinand vermoord door Gavrilo Princip tijdens een rondrit door Sarajevo. De dood leidde tot een conflict tussen Oostenrijk-Hongarije en Servie. Het zou escaleren door bemoeienis van Rusland en uitgroeien tot de Eerste Wereldoorlog. Maar hoe werken die bondgenootschappen nou precies .. ?
Opschrijven:
Op 28 juni 1914 wordt kroonprins Franz Ferdinand vermoord door Gavrilo Princip. Dit is de directe aanleiding voor WO1.
Slide 20 - Tekstslide
Theorie
Opschrijven:
Franz Ferdinand wordt door de Servische Gavrilo Princip vermoord.
Oostenrijk-Hongarije stelt Servië een ultimatum.
Servië gaat hier niet op in. Oostenrijk-Hongarije verklaart de oorlog.
Rusland schiet Servië te hulp.
Duitsland verklaarde hierop de oorlog aan Rusland.
Frankrijk verklaarde hierop de oorlog aan Duitsland.
Duitse leger valt Frankrijk aan door gebruik te maken van neutraal België. Groot-Brittanie verklaarde Duitsland de oorlog.
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Theorie
Het Von Schlieffenplan:
Plan om Parijs binnen 6 weken te veroveren om daarna leger in te kunnen zetten aan oostfront.
Waarom mislukt?:
Duitsland dacht dat Rusland langer over mobilisatie zou doen en had niet gerekend op vele Belgische tegenstand.
Slide 24 - Tekstslide
Theorie
Het Von Schlieffenplan mislukte en Duitsland had toch de gevreesde 'tweefrontenoorlog'. Ze hadden niet verwacht dat de Belgen zo veel tegenstand zou bieden en daarna mobiliseerde Engeland en Frankrijk hun legers erg snel.
De legers bevochten elkaar in Belgie en Noord-Frankrijk. Deze legers waren erg aan elkaar gewaagd en konden de ander niet verslaan. Daarom groeven ze zich in de befaamde loopgraven.
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
De loopgravenlinie liep van Belgie tot de Frans-Zwitserse grens.
Slide 28 - Tekstslide
Theorie
Generaals waren echter nog steeds vastbesloten om naam te maken en roem te behalen door de tegenstander massaal aan te vallen. Ze hielden geen rekening met de nieuwe manier van oorlog voeren en de nieuwe wapens.
Opschrijven:
Enkele nieuwe wapens in de Eerste Wereldoorlog waren tanks, vlammenwerpers, gas, vliegtuigen en miltrailleurs.
Slide 29 - Tekstslide
Theorie
In de jaren van de Eerste Wereldoorlog werden enkele grote en vreselijke veldslagen gevochten:
Slag om de Somme (1 miljoen 'casualties')
Slag om Verdun (750.000 'casualties')
Slag om Ieper (1 miljoen 'casualties')
Slide 30 - Tekstslide
Theorie
Slide 31 - Tekstslide
Theorie
In 1917 was de oorlog compleet vastgelopen en het leek er niet op dat er snel een einde aan de oorlog zou komen..
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Theorie
In 1917 brak de Russische Revolutie uit. Dit zorgde ervoor dat de geallieerden uiteenvielen en Duitsland GEEN tweefrontenoorlog meer hoefde te voeren.
Slide 34 - Tekstslide
Theorie
Duitsland begon in Belgie en Frankrijk op te trekken. Maar op het moment dat de Eerste Wereldoorlog steeds meer de kant van Duitsland op ging maken ze twee verkeerde keuzes.
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Theorie
Amerika besloot hierop om tóch mee te doen aan de Eerste Wereldoorlog. Ze sturen hierop 1 miljoen soldaten naar Europa die helpen om de Duitsers geleidelijk terug te dringen. De regering in Duitsland besluit te capituleren.
Capitulatie: overgave
Slide 37 - Tekstslide
Theorie
Op 11 novembert 1918 zwegen de kanonnen. De Eerste Wereldoorlog zat er op. De vrede werd een jaar later in Versailles (daar was 'ie weer) ondertekend. De overwinnaars kwamen hier om te onderhandelen en de Duitsers moesten de resultaten maar accepteren.
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Tekstslide
Met het Verdrag van Versailles (1919) werden de straffen voor Duitsland bepaald. Zo moesten ze land afstaan, marine en luchtmacht afschaffen en 132 miljard goudmark betalen.
Slide 40 - Tekstslide
Even een sprongetje naar de V.S. na WOI
Slide 41 - Tekstslide
Dat leek in eerste instantie geen probleem en sommige optimisten dachten dat er een tijd van eeuwige economische groei was aangebroken.
Deze optimisten kregen ongelijk, de Amerikaanse economie had naast deze overproductie, nog een aantal andere zwakke punten.
Een van deze zwakke punten was de protectionistische politiek. Door hoge invoertarieven werd ervoor gezorgd dat buitenlandse producten duur waren. Hierdoor werden er vooral Amerikaanse producten gekocht.
Overproductie en ander ongemak
Slide 42 - Tekstslide
Deze kettingreactie leidde tot een economische crisis, waarin de productie steeds verder afnam en de werkloosheid steeds verder toenam.
De meeste politici vetrouwden op het economisch liberalisme, uiteindelijk zou de economie zich vanzelf herstellen als er maar voldoende economische vrijheid zou zijn.
Daarom deden de meeste politici weinig om de economische crisis op te lossen.
Beurskrach en economische crisis
Slide 43 - Tekstslide
Filmpje
De crisis in de jaren dertig
Slide 44 - Tekstslide
Slide 45 - Video
Vrijemarkteconomie
Presidenten in de jaren '20 grote voorstanders van kapitalisme
Ondernemingen krijgen daardoor enorm veel vrijheid en rechten
Weinig overheidsbemoeienis in dagelijks leven en economie
De ongelijkheid in de samenleving groeit: rijken worden rijker
Slide 46 - Tekstslide
Een zeepbel
Gouden toekomst voor alle Amerikanen blijkt een illusie
Overproductie in de landbouwsector (mechanisatie)
Veel kopen op afbetaling, waardoor er veel schulden waren
Sterk vertrouwen in aandelen, vaak gekocht met geleend geld
Slide 47 - Tekstslide
Op 29 oktober 1929 stort de Amerikaanse economie in. Aandeelhandelaren gaan in ongeloof massaal de straat op (New York, 1929)
Slide 48 - Tekstslide
Slide 49 - Tekstslide
Beurskrach en crisis
Zwarte Donderdag 24 oktober 1929: beurskrach
'Miljoenen aandelen zijn in één klap niets meer waard
Bedrijven en banken gaan failliet: grote werkloosheid
Daling van de handel zorgt voor een economische wereldcrisis
Slide 50 - Tekstslide
Veel mensen verliezen hun banen, tot wel 25% van de werkenden
Deze mensen gaan wanhopig op zoek naar een nieuwe baan
Slide 51 - Tekstslide
Werklozen die zelf geen eten konden betalen, konden terecht bij één van de vele soepkeukens (Chicago, 1931)
Slide 52 - Tekstslide
Mensen verloren hun werk en al hun geld. Ze kwamen terecht in Hoovervilles, vernoemd naar de president Herbert Hoover (Seattle, 1934)
Slide 53 - Tekstslide
Florence Owens Thompson (32) woonde met haar familie in een Hooverville. Ze kon haar 7 kinderen maar moeilijk voeden (Nipomo, 1936)
Slide 54 - Tekstslide
Armoede kon mensen tot waanhoop drijven. Sommige ouders waren zo wanhopig dat ze hun kinderen te koop aanboden (Chicago, 1948)
Slide 55 - Tekstslide
Hoe ontstond de crisis?
Aandeelhouders waren bang dat hun aandelen minder waard werden, zij verkochten hun aandelen.
Veel aandelen werden gekocht met geleend geld. Dit geld zagen banken niet meer terug en ze gingen failliet.
Slide 56 - Tekstslide
Waardoor kon de crisis ontstaan?
Er waren 4 zwakke plekken:
Te veel mensen verdienden te weinig
Het ging slecht met de landbouw
Te veel vertrouwen in economie
Te weinig controle op banken
In 1929: De rijken hadden alles al, de armen konden niks betalen. Bedrijven bleven echter producten maken.
Probleem: Bedrijven maken producten, maar verkopen niks.
Gevolg: Bedrijven krijgen geldproblemen
1
Er was veel mechanisatie in de landbouw. Hierdoor verloren veel landarbeiders hun baan.
De machines werden betaald met geleend geld er zorgden voor te veel productie (overproductie). De prijzen daalden en boeren konden hun schulden niet meer betalen (probleem voor boer en bank)
2
Mensen verwachtten dat het economisch goed bleef gaan. Ze kochten aandelen met geleend geld. Prijzen van aandelen gingen hierdoor omhoog.
Fabrikanten hadden zoveel vertrouwen dat ze producten bleven maken ondanks tegenslagen in de industrie (1) en landbouw(2)
3
Banken leenden aan iedereen geld uit, ook als de kans klein was dat dit terugbetaald werd (3). Toen aandelen niks meer waard werden en mensen schulden niet meer konden betalen, gingen veel banken failliet
4
Slide 57 - Tekstslide
Franklin Delano Roosevelt
Herbert Hoover kreeg steeds meer tegenstanders, Roosevelt werd zijn opvolger (1933)
Roosevelt wilde een ander beleid:
De regering moest veranwoordelijkheid nemen
Alle groepen moesten rekening met elkaar houden en helpen (socialer)
Hij was veel in de media (radio en film) en inspireerde mensen
Hij had grote economische plannen (New Deal)
Slide 58 - Tekstslide
De New Deal
De New Deal: Economische maatregelen om de economie weer op gang te brengen
De overheid zette projecten op om mensen werk te geven en maakte strengere regels voor bedrijven en banken
Slide 59 - Tekstslide
Slide 60 - Video
Leerdoelen nabespreken
Je kunt beschrijven welke oorzaken het machtsevenwicht tussen de Europese mogendheden verstoorden.
Je kunt beschrijven waarom en hoe de manier van oorlog voeren tussen 1914 en 1918 veranderde.
Je kunt uitleggen dat de Eerste Wereldoorlog voor een verandering in de wereldwijde economische verhoudingen zorgde.
Je kunt de zwakke plekken van de Amerikaanse economie beschrijven en je kunt uitleggen hoe die zwakke plekken leidden tot een economische wereldcrisis.
Je kunt uitleggen hoe onder president Roosevelt de economische problemen werden aangepakt en dat deze aanpak een breuk met het verleden was.