YH4-TH4-BS5

BS5: Onderzoek naar evolutie
V4
Thema 4
Evolutie
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

BS5: Onderzoek naar evolutie
V4
Thema 4
Evolutie

Slide 1 - Tekstslide

De volgende tekst is evolutionair niet juist opgesteld.
De ijsbeer paste zich aan aan zijn nieuwe, sneeuwrijke omgeving door zijn vacht wit te laten worden

Maak van de bovenstaande omschrijving een juist 'Darwin antwoord'.

Slide 2 - Open vraag

BS4: Het juiste antwoord op een 'Darwinvraag'. Deze vier elementen zitten ALTIJD in je antwoord!!!
Een 'Darwinantwoord' bestaat altijd uit de volgende elementen
  • Benoem letterlijk: "Er is sprake van genetische diversiteit in de populatie" 
  • Beschrijf op welke wijze de omgeving selectiedruk uitoefent op de populatie
  • Beschrijf welk selectievoordeel sommige individuen (dan) hebben
  • Benoem letterlijk: "Door onderlinge voorplanting wordt de gunstige eigenschap doorgegeven aan het nageslacht"

Gebruik nooit: "het organisme heeft zich aangepast" Dit is echt FOUT!

Sleutelwoorden in een Darwinantwoord: genetische variatie, selectiedruk, selectievoordeel, onderlinge voortplanting

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video


Als een arts de ziekte van Lyme vaststelt bij een patiënt schrijft de arts een antibioticum voor. Artsen zijn echter terughoudend in het voorschrijven van antibiotica. Door veelvuldig gebruik van antibiotica kunnen namelijk resistente bacteriestammen ontstaan. Je krijgt daarom niet bij iedere tekenbeet een antibioticum. 

Beredeneer hoe door het gebruik van een antibioticum een resistente
bacteriestam kan ontstaan. (2p)
Eindexamen 2021 !!!

Slide 5 - Open vraag

Leerdoelen BS 5
  1. Je kent enkele onderzoeksmethoden naar verwantschap. 
  2. Je kunt herkennen of een evolutionaire ontwikkeling een voorbeeld is van homologie of analogie.
  3. Je kunt omschrijven wat een rudimentair orgaan is en hoe ze kunnen ontstaan.
  4. Je kunt een stamboom (cladogram) aflezen en construeren. 

Slide 6 - Tekstslide

Verwantschap 
Op basis van:
- anatomie (bouw en functie)
- biochemie (bloedeiwitten, cytochroom C) 
- ribosomaal RNA (rRNA)
- DNA 

Slide 7 - Tekstslide

Verwantschap op basis van anatomie

Slide 8 - Tekstslide

HOX-genen

Slide 9 - Tekstslide

homologie <-> analogie
homologie
  • zelfde ontstaansgeschiedenis
  • zelfde bouwplan
  • verschillende functies

verwantschap
analogie
  • verschillende ontstaansgeschiedenis
  • verschillend bouwplan
  • zelfde functies

geen verwantschap

Slide 10 - Tekstslide

Zijn de voorpoot van de krokodil en de vleugel van een mol homologe of analoge organen?
Zijn de voorpoot van de krokodil en de voorpoot van een mol homologe of analoge organen?
A
homoloog
B
analoog

Slide 11 - Quizvraag

Zijn de vleugel van een vleermuis  en de vleugel van een vlieg homologe of analoge organen?
analoog
homoloog

Slide 12 - Sleepvraag

Zijn de poten van insecten en de poten van zoogdieren homologe of analoge organen?
A
homologe organen
B
analoge organen

Slide 13 - Quizvraag

Zijn de poten van insecten en de poten van zoogdieren homologe of analoge organen? 
analoog
homoloog

Slide 14 - Sleepvraag

Rudimentaire organen
Rudimentaire organen

Slide 15 - Tekstslide

BS5: Rudimentaire organen
  • organen die in de loop van de evolutie hun functie hebben verloren
  • organen kunnen zelfs verdwijnen
  • voorbeelden: blindedarm bij de mens, bekken bij een walvis, dijbeen bij een slang

Slide 16 - Tekstslide

Rudimentaire organen

Slide 17 - Tekstslide

Verwantschap zichtbaar maken met een stamboom - cladistiek
Op basis van:
- anatomie (bouw en functie)
- biochemie (bloedeiwitten, cytochroom C) 
- ribosomaal RNA (rRNA)
- DNA 

Slide 18 - Tekstslide

Stambomen - cladistiek
tot ver 20e  eeuw -> uiterlijke kenmerken

rond 1970 onderzoek naar cytochroom c -> mitochondrien
-> rRNA vergelijking

rond 1990 indeling in 3 domeinen:
-> bacteriën, archaea en eukaryoten

nu meer op basis van DNA sequenties!
(1e genoom: $1.000.000.000,-  (1990-2003)
2020 zo'n $1000,- in 1 dag)


Slide 19 - Tekstslide

BS5: Hoe in clades indelen?
Tot ver in de 20e eeuw:
  • op basis van uiterlijke kenmerken

Vrij recentelijk: op basis van moleculaire homologie
  • overeenkomsten in DNA sequenties
  • overeenkomsten in eiwitbouw (homologie in aminozuurvolgorde (primaire structuur))

Hierdoor kunnen cladogrammen er totaal verschillend uitzien!
Een recente ontdekking op basis van indeling in moleculaire homologie laat zien dat walvissen zeer nauw verwant zijn aan hoefdieren.
Een blauwe vinvis is nauwer verwant aan een giraffe dan aan een haai.

Slide 20 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt herkennen of een evolutionaire ontwikkeling een voorbeeld is van homologie of analogie
  • Je kunt omschrijven wat een rudimentair orgaan is en hoe ze kunnen ontstaan
  • Je kunt beschrijven wat het doel is van de cladistiek
  • Je kunt een cladogram op een juiste wijze interpreteren

Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk
  • Je maakt de volgende opgaven op BVJ online van BS5: 50 t/m 57

Slide 22 - Tekstslide