Bloedvaten en bloeddrukregulatie

Bloedvaten 
en bloeddruk regulatie
1 / 60
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingHBOMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 60 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bloedvaten 
en bloeddruk regulatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedvaten
Slagaders
Aders
Haarvaten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slagaders
  • Aorta: grootste slagader en begint bij het hart
  • Kransslagaders


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slagaders en aders
Slagaders: vervoeren bloed met zuurstof van het hart naar de organen toe
Aders: vervoeren bloed met koolstofdioxide van de organen naar het hart

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slagaders

Naar organen toe
Bloed stroomt snel
Hoge bloeddruk
Dikke, gespierde wanden
Aders

Van organen af
Bloed stroomt langzaam
Lage bloeddruk
Dunne wanden
Kleppen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Haarvaten
  • Bloed stroomt langzaam
  • Lage bloeddruk
  • Dunne wanden met gaatjes
  • Cellen krijgen zuurstof en voedingsstoffen van haarvaten en geven koolstofdioxide en afvalstoffen terug

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

de Bloeddruk
Systolische druk= bovendruk
Diastolische druk= oderdruk

Polsdruk= verschil tussen systolische en diastolische druk, als de polsdruk hoger wordt > 60 wordt de druk op de vaatwand groter dat geeft > kans op hart en vaatziekten

RR 120/80
Riva Rocci

Slide 8 - Tekstslide

Systolische druk = bovendruk, op het moment dat de linker ventrikel het bloed in de slagaders pompt
Diastolische druk = onderdruk, ontstaat op het moment dat de ventrikel ontspant en de druk in de vaten op het laagste punt is


Bloeddruk
  • Bloed drukt tegen wanden van bloedvaten = bloeddruk
  • Bovendruk= systole als kamers samentrekken en bloed slagaders in pompen
  • Onderdruk= diastole tijdens de hartpauze

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is bloeddruk?
A
De druk in je lichaam
B
De druk in je bloed
C
De druk in je bloedvaten
D
De druk in je spieren

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is de normaalwaarde van bloeddruk?
A
120/80 mmHg
B
120/200 mmHg
C
60/120 mmHg
D
40/70 mmHg

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekend MAP

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is de MAP van 110/70 en 130/85

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De boven bloeddruk van een Arteriële bloeddruk is het zelfde als:
A
Systolische Bloeddruk
B
Diastolische Bloeddruk

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

waar staat RR voor?
A
Riva Rocci
B
Richi Roccy
C
Rica Rovvi
D
Riva Roro

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door vasoconstrictie zal de bloeddruk:
A
Stijgen
B
Dalen
C
Geen invloed

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De notatie voor de bloeddruk is
A
BD
B
RR
C
IR
D
RD

Slide 17 - Quizvraag

Riva Roche (bedenker van de bloeddruk)
Bloeddruk meten

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tot hoeveel MMhg pomp je de bloeddrukband minimaal op tijdens de bloeddruk meting?
A
100mmhg
B
150MMhg
C
200MMhg
D
250MMhg

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

regeling van de bloeddruk
  • Vulling van het vaatstelsel
      (o.i.v. hormonen van de nieren)
  • De kracht van het hart
       in de linker kamer
  • De tegendruk van de vaatwand,
       de perifere vaatweerstand



Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaatstelsel
  • De grote van het vaatbed en de hoeveelheid circulerend volume
  • De kracht van de linker ventrikel
  • de weerstand in de haarvaten   

Slide 25 - Tekstslide

Totale hoeveelheid circulerend bloed is ongeveer 5 liter:
1 liter in de bloedvaten van de longen
3 liter in de aders van de groete bloedsomloop
1 liter in de slagaders van de grote bloedsomloop
Bij wisselend volume heeft dit ook gevolgen voor de druk op de vaatwand
Kracht van de pompfunctie van de linker hartkamer. Hoe krachtiger de pompfunctie hoe hoger de bloeddruk
Druk in de arteriolen vernauwen en verwijden = de perifere weerstand
Oiv van hormonen uit de nieren

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

positie nieren
dwarsdoorsnede nieren

Slide 30 - Tekstslide

Achter boven in de buikholte re lager door de lever
Retroperitoneaal
Beschermd aan de bovenkant door ribben, liggen in vet, perirenale vet
1=nierkapsel
2=nierbekken
8=nierschors daarin liggen de nierlichaampjes, kluwentje vaten
  • Taken van de nieren: handhaven van de juiste hoeveelheid vocht in de bloedsomloop, dit heeft dus invloed op het circulerend volume!
  • handhaven van de juiste hoeveelheid elektrolyten en mineralen in het plasma en het lichaam
  • handhaven van de juiste zuurgraad in het plasma    
  • uitscheiden van schadelijke stoffen
  • handhaven van de bloeddruk
  • produceren van de hormonen, erythropoitine en renine

Welk hormonen wordt door de nieren aangemaakt
A
erythropoitine en renine
B
Adrenaline en noradrenaline
C
erythropoitine en noradrenaline
D
Renine en adrenaline

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een laag zuurstofgehalte in het bloed stimuleert het nierweefsel de aanmaak van het hormoon
A
Erytropoëtine (EPO)
B
Hematocriet
C
Hemoglobine
D
Aldosteron

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat doet het RAA systeem?
A
regelt de bloeddruk
B
regelt het hartritme
C
regelt de ademhaling
D
bestaat niet

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het RAAS-systeem zorgt ervoor dat de bloeddruk op peil blijft. Welk hormoon hoort niet bij het RAAS-systeem?
A
Renine
B
ADH
C
Angiotensine
D
Aldosteron

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

RAA systeem renine-angiotensine-aldosteronsysteem 

Slide 36 - Tekstslide

RAA system heeft 2 functies: corrigeren van een te klein bloedvolume en het corrigeren van een te lage bloeddruk op de langere termijn
1- Bloeddruk daalt - nieren produceren        renine - komt in het bloed -
2- Lever maakt angiotensinogeen         =inactief eiwit geeft af aan het bloed
    renine zorgt ervoor dat uit het       angiotensinogeen een stof vrijkomt =     angiotensinogeen I
3- Angiotensinogeen I verandert (converteert) in angiotensinogeen II door het angiotensieconverterend enzym uit allerlei weefsels maar vooral uit de bloedvaatjes van de longen
4- Angiotensine II heeft 2 effecten:
stimuleert de bijnierschors tot het produceren van aldosteron,
zorgt voor een hogere spanning in de gladde spiertjes rondom de slagadertakjes en dat zorgt voor een verhoging van de perifere vaatdruk en tot een hogere bloeddruk
Aldosteron uit de bijnierschors regelt de natrium en kalium uitscheiding. Zouten houden vocht vast waardoor het circulerend volume kan toenemen bij lage bloeddruk af afnemen bij hoge bloeddruk

Slide 37 - Tekstslide

Daarnaast produceren de nieren ook nog Calcitriol: beïnvloed de calciumhuishouding
Erytropoëtine: vorming van rode bloedlichaampjes (erytrocyten)
Waar wordt het hormoon renine gemaakt?
A
in de nier
B
in de bijnier
C
in de alvleesklier
D
in de schildklier

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van deze hormonen heb invloed op nierfunctie:
1. Testosteron; 2. Aldosteron; 3. ADH; 4. Renine; 5. Progesteron; 6. Angiotensine
A
1,2,5
B
2,4,6
C
2,3,4,6
D
Allemaal

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Renine
  • Wordt in de nieren geproduceerd
  • Dit hormoon bevordert de vorming van plasma eiwit angiotensine 1
  • Deze stof veroorzaakt vasoconstrictie in de arteriolen en stimulatie van de bijnieren tot productie van aldosteron. 

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is Renine?
A
Hormoon voor aanmaak van rode bloedcellen
B
Hormoon voor aanmaak van witte bloedcellen
C
Hormoon die maagzuur aanmaak stimuleert
D
Hormoon die bloeddruk verhoging genereerd

Slide 41 - Quizvraag

het vernauwd de bloedvaten waardoor de bloeddruk stijgt
Bij een lage bloedruk maken nieren
A
veel renine
B
weinig renine
C
Veel ADD
D
Weinig sucrose

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke hormoon beinvloedt de terugresorptie van water in de nierbuisjes?
A
ADH
B
Aldosteron
C
Renine

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke 2 hormonen spelen een belangrijke rol bij de vochthuishouding van ons lichaam?
A
Aldosteron en Adrenaline
B
Adrenaline en Natrium
C
ADH en Aldosteron
D
Natrium en Chloor

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De terugresorptie van zouten staat onder hormonale controle. Het hormoon dat hier direct invloed op heeft is ...
A
Aldosteron
B
ADH
C
Angiotensine
D
Renine

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De bloeddruk stijgt.
Wat gebeurt er met de aanmaak van aldosteron?
A
Neemt toe
B
Neemt af
C
Blijft hetzelfde
D
Geen van alle opties

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zowel renine als aldosteron zijn betrokken bij de regulatie van
A
lichaamstemperatuur
B
de bloeddruk
C
bloedsuikerspiegel
D
ademhaling

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 50 - Tekstslide

  • Hart – sterkte van de pompfunctie, kracht van de li hartkamer
  • Vaten – vulling van het vaatbed, perifere weerstand
  • Nieren – RAA systeem renine, angiotensine, aldosteron

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 8
Een 48-jarige vrouw heeft een bloeddruk van 160/100 mmHg. Haar kalium is 3.1 mmol/L.
 Zij gebruikt geen medicatie.  Er wordt aanvullend onderzoek gedaan, waaronder een aldosteron- en reninebepaling. 
Welke combinatie van afwijkingen past bij overmatig dropgebruik? 
A
Aldosteron hoog, renine laag
B
Aldosteron hoog, renine hoog
C
Aldosteron laag, renine hoog
D
Aldosteron laag, renine laag

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloeddruk medicatie
Diuretica
Betablokkers
RAS remmers: ACE remmers, ARB's
Calciumantagonisten

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diuretica
Vulling slagaders daalt, plasmedicatie
Lisdiuretica =sterk werkend:
- furosemide, bumetanide
Thiaziden = minder sterk werkend:
- hydrochloorthiazide, chloortalidon

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bètablokkers
Hartfrequentie daalt, werkt op autonome zenuwstelsel
- metoprolol, atenolol, bisoprolol

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

RAS remmers:
ACE-remmers: vulling slagaders daalt, perifere weerstand daalt
- enalapril, lisinopril, perindopril
ARB's (angiotensine II receptorblokkers): perifere weerstand daalt
- telmisartan, losartan, valsartan, candesartan

Slide 58 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Calciumantagonisten
Perifere weerstand daalt, spierontspanning, vasodilatatie
- amlodipine, lercanidipine

Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rondvraag
Vragen
en/of
 tips?

Slide 60 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies