afsluitende les

T v 2 a
Welkom
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

T v 2 a
Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Programma 

  • laatste vragen
  • quiz


Slide 2 - Tekstslide

Na deze les..
  • ....heb je de toetsstof herhaald




Slide 3 - Tekstslide

Koppelteken en weglatingsteken

Slide 4 - Tekstslide

Waar koppelteken (kt) ?
  • WEL kt: bio-industrie, massa-immigratie
  • GEEN kt: rijangst, massaontslag
  • => regel?
  • in samenstellingen met 'botsende klinkers' plaats je een koppelteken: -

Slide 5 - Tekstslide

Regels koppelteken 
  • in onoverzichtelijke samenstellingen: peper-en-zoutstel
  • samenstellingen met twee gelijkwaardige (verwisselbare) woorden: chef-kok, rood-wit
  • bij letters, cijfers, afkortingen en Sint: AOW-leeftijd, &-teken
  • geogr. namen en afleidingen: Nieuw-Zeelandse
  • bij bepaalde voorvoegsels: ex-man, adjunct-directeur
  • zie pag. 94: uit je hoofd leren!

Slide 6 - Tekstslide

Weglatingsstreepje
  •  om de tekst vlotter leesbaar en korter te maken
  • voorbeeld: 
  • "Er zijn voor- en nadelen." 
  • i.p.v. "Er zijn voordelen en nadelen." 

Slide 7 - Tekstslide

Regels weglatingsstreepje
  • als je een deel van een woord weglaat: voor- en tegenspoed (ipv voorspoed en tegenspoed)
  • Je schrijft niks als je een heel woord weglaat
  • dus: kleine en grote huizen
  • want:   h u i z e n is weggelaten en dat is een heel woord.

Slide 8 - Tekstslide

ga je pizza halen vroeg britt mij
A
"Ga je Pizza halen" vroeg Britt mij.
B
Ga je pizza halen? Vroeg Britt mij.
C
"Ga je pizza halen?" Vroeg Britt mij.
D
"Ga je pizza halen?" vroeg Britt mij.

Slide 9 - Quizvraag

Een contract voor een freelancer is een ....
A
freelance contract
B
freelancecontract
C
free lance contract

Slide 10 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze:

A
massa-emigratie
B
massaemigratie

Slide 11 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze:

A
basis en voortgezet onderwijs
B
basis- en voortgezet onderwijs
C
basis- en voortgezet- onderwijs

Slide 12 - Quizvraag

Kies de juiste schrijfwijze:


A
aspergessoep
B
aspergesoep
C
aspergensoep

Slide 13 - Quizvraag

De agent waarover geklaagd werd, is ontslagen.
A
Deze zin is goed
B
'waarover' moet 'waar over' zijn
C
'waarover' moet 'over wie' zijn

Slide 14 - Quizvraag

Morgen ...[stagediven] hij weer volop
A
stagedived
B
stagedivet
C
stagediven

Slide 15 - Quizvraag

Ik ga ...... leren voor de toets Nederlands.
A
nog heel veel
B
nog redelijk veel
C
een beetje
D
niet meer

Slide 16 - Quizvraag

"Bij Zalando kan ik leuke kleding shoppen, zoals topjes, bikini's en shorts."
1. wat zijn de voorbeelden? 2. het begrip waarnaar verwezen wordt? 3. het signaalwoord?

Slide 17 - Open vraag

Wat heb je beter begrepen? 

Slide 18 - Tekstslide