In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Zwem- ABC
Algemene kennis
Slide 1 - Tekstslide
Welke zwemmotieven zijn er?
Motief is 'reden waarom je iets doet'
Slide 2 - Tekstslide
Welke zwemmotieven zijn er?
Slide 3 - Open vraag
Zwemmotieven
- Veiligheidsmotief (denk aan kinderen)
- Gezondheidsmotief (fit)
- Vrijetijdsmotief (Recreatie)
- Ontwikkelingsmotief (Zelfstandiger)
- Prestatiemotief (wedstrijdzwemmen)
- Beroepsmotief (Zwemleraar, brandweer en politie)
Slide 4 - Tekstslide
Noem vier olympische zwemsporten:
Slide 5 - Open vraag
Noem vier olympische zwemsporten:
Slide 6 - Tekstslide
Noem beroepen waar je een zwemachtergrond bij nodig hebt:
Slide 7 - Open vraag
Beroepen met een zwemachtergrond:
- Zwemonderwijzer
- Toezichthouder
- Politie (sportinstructeur politie)
- Brandweer (sportinstructeur brandweer)
- Leger (Sportinstructeur leger)
- Sportleraar (HBO)
- Sport en bewegingsleiders (MBO)
Slide 8 - Tekstslide
Vijf negatieve weerstanden van het water:
1. Frontale weerstand (voorwaarts botsen tegen water)
2. Wrijvingsweerstand (kleding remt af)
3. Oppervlakte weerstand (zwemmen aan de waterlijn)
4. Snelheidsweerstand
Slide 9 - Tekstslide
De neopreenstof, het geheime ingrediënt van wetsuits, heeft een inherent drijfvermogen. Dus wanneer je je wetsuit aantrekt en in het water springt, voel je een lichte terugslag.
Kleren is wrijvingsweerstand
Slide 10 - Tekstslide
- Frontale weerstand verkleinen door je smal te maken.
- Hoe sneller je gaat hoe meer weerstand je hebt.
Slide 11 - Tekstslide
- Oppervlakte weerstand voorkomen door onder water te zwemmen.
Slide 12 - Tekstslide
Contrabewegen
Alle bewegingen die je maakt in de richting waar je heen zwemt.
Slide 13 - Tekstslide
Contrabewegingen;
- Armen die onderwater naar voren gaan bij de schoolslag
- Benen die intrekken bij de schoolslag
Armen die boven water naar voren gaan bij de borstcrawl en rugcrawl.
Slide 14 - Tekstslide
Wat is er belangrijk bij de enkelvoudige rugslag?
Slide 15 - Open vraag
Enkelvoudige rugslag
- Lichaam ligt horizontaal gestroomlijnd in het water (kijk omhoog)
- Knieën zakken naar beneden (gestroomlijnd)
- Armen zijn stil
- Benen worden helemaal gesloten.
Slide 16 - Tekstslide
Wat is er belangrijk bij bij de borstcrawl?
Slide 17 - Open vraag
Borstcrawl
- Gestroomlijnde ligging met gezicht in het water.
- Krachtige onderwater trekbeweging en gestrekte vingers het water insteken voor het hoofd.
- Continue beenslag vanuit de heup
- Ademhaling opzij en in het ritme van de slag
Slide 18 - Tekstslide
Oren klaren
Slide 19 - Tekstslide
Noodsituatie
- Hoofd en armen zijn roer
- Longen; meer licht is ook meer drijfvermogen.
Slide 20 - Tekstslide
Noodsituatie
Water geleidt 25 keer beter dan lucht;
Daarom ook dat jet het sneller koud krijgt in water dan droog op de kant.
Je verliest de meeste warmte door:
- Hoofd en hals
- Oksels
- Liezen
Slide 21 - Tekstslide
Noodsituatie
Klein maken:
De HELP-houding
Verliest meeste warmte door:
- Hoofd en hals
- Oksels
- Liezen
Slide 22 - Tekstslide
Noodsituatie
Onderkoeling:
- De opwindfase: rillen, pijn en kramp
- De sufheidsfase: niet meer rillen
- Bewusteloosheidsfase
Slide 23 - Tekstslide
Hoelang hou je het vol?
Slide 24 - Tekstslide
Voorbeeld: hoe hebben zij het overleefd?
Slide 25 - Tekstslide
Stelling:
Je moet als zweminstructeur altijd het voorbeeld voordoen in het water.
Slide 26 - Tekstslide
Je moet als zweminstructeur altijd het voorbeeld voordoen in het water.
A
Eens
B
Oneens
Slide 27 - Quizvraag
Stelling:
Je mag je eigen mening over zwemlesmethodes laten zien, ook als die afwijkt van de organisatie.
Slide 28 - Tekstslide
Je mag je eigen mening over zwemlesmethodes laten zien, ook als die afwijkt van de organisatie.
A
Eens
B
Oneens
Slide 29 - Quizvraag
Stelling:
Kinderen leren sneller zwemmen in kleine groepen dan in grote
Slide 30 - Tekstslide
Kinderen leren sneller zwemmen in kleine groepen dan in grote
A
Eens
B
Oneens
Slide 31 - Quizvraag
Stelling:
Een goede zweminstructeur heeft meer aan pedagogische vaardigheden dan aan een perfecte eigen zwemtechniek.
Slide 32 - Tekstslide
Een goede zweminstructeur heeft meer aan pedagogische vaardigheden dan aan een perfecte eigen zwemtechniek.
A
Eens
B
Oneens
Slide 33 - Quizvraag
VRAAG vanuit de praktijk:
Slide 34 - Open vraag
Vragen?
Straks in de praktijk gaan we werken aan onze conditie.