Zwemmen - Wo 7-5-25

Zwem- ABC 
Algemene kennis 
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
ZwemmenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Zwem- ABC 
Algemene kennis 

Slide 1 - Tekstslide

Welke zwemmotieven zijn er?
Motief is 'reden waarom je iets doet' 

Slide 2 - Tekstslide

Welke zwemmotieven zijn er?

Slide 3 - Open vraag

Zwemmotieven
- Veiligheidsmotief (denk aan kinderen) 
- Gezondheidsmotief (fit) 
- Vrijetijdsmotief (Recreatie) 
- Ontwikkelingsmotief (Zelfstandiger) 
- Prestatiemotief (wedstrijdzwemmen) 
- Beroepsmotief (Zwemleraar, brandweer en politie) 

Slide 4 - Tekstslide

Noem vier olympische zwemsporten:

Slide 5 - Open vraag

Noem vier olympische zwemsporten:

Slide 6 - Tekstslide

Noem beroepen waar je een zwemachtergrond bij nodig hebt:

Slide 7 - Open vraag

Beroepen met een zwemachtergrond:
- Zwemonderwijzer 
- Toezichthouder 
- Politie (sportinstructeur politie) 
- Brandweer (sportinstructeur brandweer) 
- Leger (Sportinstructeur leger) 
- Sportleraar (HBO)
- Sport en bewegingsleiders (MBO)

Slide 8 - Tekstslide

Vijf negatieve weerstanden van het water:
1. Frontale weerstand (voorwaarts botsen tegen water) 
2. Wrijvingsweerstand (kleding remt af) 
3. Oppervlakte weerstand (zwemmen aan de waterlijn) 
4. Snelheidsweerstand 

Slide 9 - Tekstslide

De neopreenstof, het geheime ingrediënt van wetsuits, heeft een inherent drijfvermogen. Dus wanneer je je wetsuit aantrekt en in het water springt, voel je een lichte terugslag.
Kleren is wrijvingsweerstand 

Slide 10 - Tekstslide

- Frontale weerstand verkleinen door je smal te maken. 
- Hoe sneller je gaat hoe meer weerstand je hebt.  

Slide 11 - Tekstslide

- Oppervlakte weerstand voorkomen door onder water te zwemmen. 

Slide 12 - Tekstslide

Contrabewegen
Alle bewegingen die je maakt in de richting waar je heen zwemt. 

Slide 13 - Tekstslide

Contrabewegingen;
- Armen die onderwater naar voren gaan bij de schoolslag 
- Benen die intrekken bij de schoolslag 
Armen die boven water naar voren gaan bij de borstcrawl en rugcrawl. 

Slide 14 - Tekstslide

Wat is er belangrijk bij de enkelvoudige rugslag?

Slide 15 - Open vraag

Enkelvoudige rugslag 
- Lichaam ligt horizontaal gestroomlijnd in het water (kijk omhoog) 
- Knieën zakken naar beneden (gestroomlijnd) 
- Armen zijn stil 
- Benen worden helemaal gesloten. 

Slide 16 - Tekstslide

Wat is er belangrijk bij bij de borstcrawl?

Slide 17 - Open vraag

Borstcrawl 
- Gestroomlijnde ligging met gezicht in het water. 
- Krachtige onderwater trekbeweging en gestrekte vingers het water insteken voor het hoofd.
- Continue beenslag vanuit de heup 
- Ademhaling opzij en in het ritme van de slag

Slide 18 - Tekstslide

Oren klaren 

Slide 19 - Tekstslide

Noodsituatie 
- Hoofd en armen zijn roer 
- Longen; meer licht is ook meer drijfvermogen. 

Slide 20 - Tekstslide

Noodsituatie
Water geleidt 25 keer beter dan lucht; 
Daarom ook dat jet het sneller koud krijgt in water dan droog op de kant. 

Je verliest de meeste warmte door: 
- Hoofd en hals 
- Oksels 
- Liezen 

Slide 21 - Tekstslide

Noodsituatie
Klein maken: 
De HELP-houding 

Verliest meeste warmte door: 
- Hoofd en hals 
- Oksels 
- Liezen 

Slide 22 - Tekstslide

Noodsituatie
Onderkoeling: 

- De opwindfase: rillen, pijn en kramp 
- De sufheidsfase: niet meer rillen 
- Bewusteloosheidsfase 

Slide 23 - Tekstslide

Hoelang hou je het vol?

Slide 24 - Tekstslide

Voorbeeld: hoe hebben zij het overleefd? 

Slide 25 - Tekstslide

Stelling:


Je moet als zweminstructeur altijd het voorbeeld voordoen in het water. 

Slide 26 - Tekstslide


Je moet als zweminstructeur altijd het voorbeeld voordoen in het water.
A
Eens
B
Oneens

Slide 27 - Quizvraag

Stelling:


Je mag je eigen mening over zwemlesmethodes laten zien, ook als die afwijkt van de organisatie. 

Slide 28 - Tekstslide

Je mag je eigen mening over zwemlesmethodes laten zien, ook als die afwijkt van de organisatie.
A
Eens
B
Oneens

Slide 29 - Quizvraag

Stelling:


Kinderen leren sneller zwemmen in kleine groepen dan in grote 

Slide 30 - Tekstslide

Kinderen leren sneller zwemmen in kleine groepen dan in grote
A
Eens
B
Oneens

Slide 31 - Quizvraag

Stelling:

Een goede zweminstructeur heeft meer aan pedagogische vaardigheden dan aan een perfecte eigen zwemtechniek.

 

Slide 32 - Tekstslide

Een goede zweminstructeur heeft meer aan pedagogische vaardigheden dan aan een perfecte eigen zwemtechniek.
A
Eens
B
Oneens

Slide 33 - Quizvraag

VRAAG vanuit de praktijk:

Slide 34 - Open vraag

Vragen?
Straks in de praktijk gaan we werken aan onze conditie. 

Slide 35 - Tekstslide