Hoofdstuk 4

1 / 32
volgende
Slide 1: Video
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Hanne kan kiezen uit 6 verschillende kleuren rokjes en 5 soorten panty's óf ze kan kiezen uit 4 verschillende broeken en 7 soorten sokken. Uit hoeveel mogelijke outfits kan ze kiezen?

Slide 2 - Open vraag

Tellen met herhaling
Nummerborden bestaan uit 2 cijfers - 2 letters - 2 letters 
de vijf klinkers (A,E,I,O en U)  worden niet gebruikt. Als voor letters en cijfers herhaling is toegestaan zijn de mogelijke combinaties: 
C C - L L - L L=  
 
10 x 10  x  21 x 21  x  21 x 21 =19 448 100
dus er zijn 12 927 600 combinaties mogelijk
Alfabet: 26 letters - 5 klinkers = 21 letters

Slide 3 - Tekstslide

Tellen zonder herhaling
Nummerborden bestaan uit 2 cijfers - 2 letters - 2 letters
de vijf klinkers (A,E,I,O en U)  worden niet gebruikt. Als letters en cijfers maar 1 keer gebruikt mogen worden zijn de mogelijke combinaties:
C C - L L - L L= 

10 x 9  x  21 x 20  x  19 x 18 =12 927 600
dus er zijn 12 927 600 combinaties mogelijk
Alfabet: 26 letters - 5 klinkers = 21 letters

Slide 4 - Tekstslide

Bij een bedrijf krijgt elk artikel een code. Men gebruikt hiervoor de letters a, b, c, d, e, f en g. Een voorbeeld van een drie-lettercode is d b b en een voorbeeld van een vier-lettercode is c a f d

a. Hoeveel 3- lettercodes zijn mogelijk als herhaling is toegestaan?

Slide 5 - Open vraag

Bij een bedrijf krijgt elk artikel een code. Men gebruikt hiervoor de letters a, b, c, d, e, f en g. Een voorbeeld van een drie-lettercode is d b b en een voorbeeld van een vier-lettercode is c a f d

b. Hoeveel 4-lettercodes zijn mogelijk als herhalingen niet zijn toegestaan?

Slide 6 - Open vraag

Bij een bedrijf krijgt elk artikel een code. Men gebruikt hiervoor de letters a, b, c, d, e, f en g.

c. Het bedrijf gebruik per artikel een 2-lettercode waarbij herhalingen niet zijn toegestaan of een 3-lettercode waarbij herhalingen wel zijn toegestaan. Hoeveel codes zijn mogelijk?

Slide 7 - Open vraag

jh

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Permutaties: De volgorde is wel van belang. bv kiezen van mensen in de gemeenteraad.

combinaties: De volgorde is niet van belang. Bv kiezen van een schoonmaakploeg, iedereen heeft dezelfde taak.

Slide 12 - Tekstslide

In een klas van 24 personen wordt door loting een groep van 4 personen samengesteld. Deze vier personen krijgen elk een andere taak.
Op hoeveel manieren kan dit als er per taak wordt geloot?

Slide 13 - Open vraag

In een klas van 24 personen wordt door loting een groep van 4 personen samengesteld. Deze vier personen krijgen elk een andere taak.
Op hoeveel manieren kan dit als deze vier personen pas na de loting hun taken onderling verdelen?

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide


9. Er staan 7 boeken in de kast: K, L, M, N, O, P en Q. In de kerstvakantie lees ik één van deze boeken, daarna nog één en daarna nog één (nooit twee keer dezelfde natuurlijk). Bijvoorbeeld: eerst P, dan K, dan M. Hoeveel van zulke mogelijkheden zijn er?​

Slide 16 - Open vraag

Vraag jezelf af: is er een verschil tussen:​
 ​
“Eerst P, dan K, dan M” en​
“Eerst M, dan K, dan P”?​
 ​
Ja, dat zijn twee verschillende mogelijkheden. Dus je gebruikt hier permutaties, dus 7 nPr 3 ​

Slide 17 - Tekstslide

12. Een muziekband heeft een repertoire van 10 liedjes. Voor een optreden mogen ze drie liedjes uitkiezen. Hoeveel mogelijkheden zijn er voor die keuze?​

Slide 18 - Open vraag

De volgorde is niet van belang: Liedje A, B en C uitkiezen, is hetzelfde als liedje C, A en B uitkiezen. ​
Dus 10 nCr 3=120. Nota bene: als gevraagd wordt naar hoeveel mogelijkheden er voor het optreden zijn, dan kun je nog onderscheid maken tussen “eerst C spelen, dan A, dan B” en “Eerst A, dan B, dan C” of “Eerst B, dan C, dan A” enzovoorts. ​
In dat geval is het dus 10 nPr 3=720.​

Slide 19 - Tekstslide

10. In een kamer hangen 5 TL-buizen. Twee hiervan branden. Hoeveel mogelijkheden zijn er?​

Slide 20 - Open vraag

Noem de lampen bijvoorbeeld 1, 2, 3, 4 en 5. Twee branden er, bijvoorbeeld 3 en 5.​
Vraag jezelf af: is er een verschil tussen:​
“TL-buizen 3 en 5 branden” en​
“TL-buizen 5 en 3 branden”?​
 Nee, dat komt op hetzelfde neer. Dus je gebruikt hier combinaties, dus 5 nCr 2 .​(=10)

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Combinaties toepassen
Er zijn 6 jongens en 9 meisjes
Je hebt een groepje van 6 nodig.
Hoeveel mogelijkheden zijn er met minstens 5 meisjes? 
Dan heb je dus 6 meisjes of 5 meisjes en 1 jongen



(69)+(59)(16)=84+1266=840
Op de GR 9nCr6 + 9nCr5 x 6 nCr 1
Dus er zijn 840 mogelijke combinaties

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Aantal rijtjes A's en B's
Je hebt 6 plekken, 6A's en 6B's
Hoeveel mogelijkheden zijn er in totaal?  
(06)(16)(26)(36)(46)(56)(66)=64
Op de GR 6nCr0+6nCr1+6nCr2+6nCr3+6nCr4+6nCr5+6nCr6
Dus er zijn 64 mogelijkheden

Slide 26 - Tekstslide

Aantal rijtjes A's en B's
Je hebt 6 plekken, 6A's en 6 B's
Hoeveel mogelijkheden zijn er in totaal?  

Dit kan ook makkelijker: 
op de eerste plek staat een A of een B, 2 mogelijkheden dus. 
Dat is bij 6 plekken zo dus 
26=64
Dus er zijn 64 mogelijkheden

Slide 27 - Tekstslide

Routes in een rooster
Hoeveel mogelijkheden zijn er om van A naar C via B te komen zonder omwegen? 
Van A naar B zijn 6 stappen, waarvan 2 omhoog EN van B naar C zijn 7 stappen waarvan 3 omhoog dus: 
(26)
(46)(47)
Hier kan dus ook:
(37)
=525
Er zijn dus 525 mogelijkheden

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Van een klas van 30 leerlingen wil ik groepjes maken van 5 leerlingen. Hoeveel mogelijkheden heb ik?

Slide 31 - Tekstslide

in deze opgave gaat het oml

Slide 32 - Tekstslide