sterke en zwakke werkwoorden

Aan het eind van deze les
- Kun je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spellen
- Kun je sterke en zwakke werkwoorden herkennen




1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Aan het eind van deze les
- Kun je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spellen
- Kun je sterke en zwakke werkwoorden herkennen




Slide 1 - Tekstslide

vandaag: 
voorlezen/zelfstandig lezen
dictee
huiswerk bespreken
nieuwe stof

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoorden
Je krijgt allemaal een werkwoord van mij. 

Er kunnen van deze werkwoorden twee groepjes gemaakt worden, op basis van het gemeenschappelijke kenmerk. hierbij is je uitgangspunt de ik-vorm

Zoek gezamenlijk uit welke twee groepen er ontstaan. 

Lukt het niet?  Na twee minuten kun je om een tip vragen!! 

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoorden
De artiesten hebben een luid applaus gekregen
Twee werkwoorden: hebben en gekregen

  • In een zin staan altijd een of meer werkwoorden
  • Werkwoord: zegt wat iets of iemand doet/overkomt en kun je altijd vervoegen

Probeer de werkwoorden uit bovenstaande zin eens te vervoegen!

filmpje uitleg noordhoff

Slide 4 - Tekstslide

Sterke en zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden: Veranderen in de verleden tijd van klank
lopen - liepen; ruiken - roken; zoeken - zochten

Zwakke werkwoorden: veranderen niet van klank in de verleden tijd
praten - praatten; spelen - speelden; luisteren - luisterden

Slide 5 - Tekstslide

Kies de zwakke werkwoorden
A
schrijven, zwemmen
B
werken, fietsen

Slide 6 - Quizvraag


Wat is een sterk werkwoord?
A
Een werkwoord dat van klank verandert in de verleden tijd.
B
Een werkwoord dat niet van klank verandert in de verleden tijd.

Slide 7 - Quizvraag

slapen is een sterk werkwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Een zwak werkwoord...
A
verandert niet van klank in de verleden tijd.
B
verandert wel van klank in de verleden tijd.

Slide 9 - Quizvraag

Is
fietsen
een sterk werkwoord?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een zwak werkwoord?
A
lopen
B
praten

Slide 11 - Quizvraag

Kies de sterke werkwoorden
A
beloven, drijven, geven en handhaven
B
bijten, eten, rijden en weten
C
blozen, grazen, lezen en verliezen
D
interviewen, luisteren, puzzelen en verdienen

Slide 12 - Quizvraag

Is
verven
een sterk werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quizvraag

Is
bijten
een sterk werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

Maken
huiswerk: 

blz 255
opdracht 4,5,7

blz 257
opdracht 1,2

tijd over? blz 257 opdracht 4 

Slide 15 - Tekstslide