Examen Spreken

Examens Nederlands
1. Lezen en Luisteren
2. Schrijven
3. Spreken
4. Gesprekken voeren


1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Examens Nederlands
1. Lezen en Luisteren
2. Schrijven
3. Spreken
4. Gesprekken voeren


Slide 1 - Tekstslide

Examen Spreken
  • Je gaat een presentatie geven 
  • Docent van de Veldlaan neemt de examens af en zal via de mail of tijdens de les kenbaar maken wanneer
  • De presentatie wordt opgenomen (geluidsopname)

Slide 2 - Tekstslide

2F
Tussen de 4 en 6 min. Doel: overtuigen. Situatie: je geeft een presentatie tijdens een open dag van de school.


Inhoud presentatie:
1. Stel jezelf voor en vertel welke opleiding je volgt. Vertel ook waar je werkt (instelling, doelgroep etc.)
2. Je legt uit waarom je voor deze opleiding hebt gekozen. Geef hiervoor minimaal twee argumenten. 
3. Je geeft meer informatie over de inhoud van de opleiding: belangrijke vakken, verdeling les en stage/ werk, hoeveel studenten de opleiding volgen.
4. Je legt uit wat voor werk je na de opleiding kunt gaan doen.
5. Je vertelt jouw ervaringen met de opleiding.
6. Je geeft minimaal twee redenen waarom studenten voor deze opleiding moeten gaan kiezen.
7. Rond af. Bedankt voor de aandacht.  

Nadien kan de docent vragen stellen. Dit hoort niet bij de spreektijd. 

Slide 3 - Tekstslide

3F
Tussen de 6 en 8 min. Doel: overtuigen. Situatie: je gaat presenteren over een stelling waar discussie (mogelijk) over is.
Inhoud presentatie:
Inleiding: 
1. Stel jezelf voor, leg uit waar de presentatie over gaat en voor welke stelling je hebt gekozen. 
Kern:
2. Leg uit waarom je voor deze stelling hebt gekozen. Geef jouw standpunt ten opzichte van de stelling: ben je het ermee eens of niet?
3. Geef twee argumenten bij jouw standpunt. Onderbouw de argumenten (licht toe, geef voorbeelden).
4. Noem twee tegenargumenten (wat zeggen tegenstanders?)
5. Onderbouw waarom je het niet eens bent met de tegenstanders.
6. Geef een advies, verwachting of voorspelling voor de toekomst die te maken heeft met jouw stelling.
Slot:
7. Herhaal je standpunt in andere woorden, vat samen. En even bedanken voor de aandacht. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat maakt een presentatie een goede presentatie?
Wat vind jij belangrijk?
timer
1:00

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Video

PowerPoint (niet verplicht)
1. Begin met je PowerPoint. Deze bewerk je totdat je tevreden bent en totdat je alle punten hierin hebt verwerkt. 
2. Zorg voor een goede opbouw van dia's. Hoeveel dia's? Ik zou zeggen: 7 á 8. Kijk vooral in je examenopdracht. 
3. Heb je alle punten in steekwoorden (in je PowerPoint) geplaatst? De stelling en jouw standpunt ten opzichte van jouw stelling zou ik wel duidelijk noteren in de dia (deze wel volledig opschrijven dus). Voorkom lappen tekst. Je moet immers spreken en niet voorlezen. 
4. Zijn de dia's overzichtelijk en goed qua lay-out? Probeer ook her en der een passende afbeelding te gebruiken. Kies jij voor iets uit de actualiteit? Plak krantenkoppen- of artikelen erin. 2F: gebruik gerust afbeeldingen die met DC te maken hebben. 
5. Oefen qua tijd

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Veelgemaakte 'fouten'
1. Te snel praten of te veel vertellen: dan kom je niet uit qua tijd. 
2. Lappen tekst in dia's of te weinig informatie in dia, waardoor ik niet weet bij welke punt we zijn.
3. Tekst uit het hoofd leren. Ik zie soms dat studenten een tekst uit het hoofd leren en dan soms een deel vergeten. Dan raken ze de kluts kwijt. Je moet weten wat je wilt vertellen, maar je moet het niet woord voor woord uit je hoofd willen leren. Je weet immers wel wat je wilt vertellen.
4. Slecht gekozen stelling of onduidelijke onderbouwing. Je moet voor OF tegen zijn en niet twijfelen.
5. Afluiten met: "Dit was het" of "Kom ik uit qua tijd?". 


Slide 9 - Tekstslide

Beoordeling
Je docent beoordeelt je spreekvaardigheid op niveau 3F. De beoordeling gaat in drie stappen: de precondities, de niveaubepaling en de cijferbepaling. De stappen staan hieronder uitgewerkt.

De precondities
Dit zijn de voorwaarden waaraan je presentatie moet voldoen. Deze precondities zijn:
• de opdrachten zijn in het Nederlands gesproken;
• de opdrachten zijn voldoende verstaanbaar;
• je hebt minimaal 80% van de totale opdracht uitgewerkt;
• je presentatie duurt 4 tot 6 minuten.
Wanneer je presentatie niet voldoet aan al deze precondities, gaat de beoordeling niet verder en is het cijfer een 1,0.

Slide 10 - Tekstslide

Niveaubepaling
1. Samenhang: Je brengt op vrij complexe wijze samenhang aan. Dit doe je door middel van een goede opbouw en verschillende voeg- en verwijswoorden. Enkele fouten met deze woordsoorten kunnen nog voorkomen in complexe constructies (zoals terwijl, aangezien, hoewel).
2. Afstemming op doel: Je werkt de opdracht adequaat uit, waarmee je je spreekdoel bereikt.
3. Afstemming op het publiek: Je bent consequent in passend woordgebruik en toon, ook bij verschillende typen publiek en situaties.
4. Woordenschat en woordgebruik: Je hebt een goede woordenschat. Dit laat je zien door te variëren in woordgebruik en een adequate woordkeus. Je gebruikt voorzetsels vrijwel altijd correct (zoals als gevolg van, in verband met).
5. Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing: Je bent goed verstaanbaar en het spreektempo is normaal. Haperingen komen weinig voor en zijn niet storend. Je uitspraak is goed met vrijwel altijd een juiste intonatie. Je beheerst de grammatica goed. Dit laat je zien door correcte zinsconstructies te gebruiken. De werkwoordsvormen zijn meestal correct, behalve bij onregelmatige werkwoorden die weinig voorkomen.





Slide 11 - Tekstslide

Cijfer
Je haalt een voldoende als je alle aspecten beheerst. Hoe je de aspecten hebt uitgewerkt, bepaalt je cijfer. Als je een onderdeel niet of onvoldoende laat zien, is dat onderdeel ‘onvoldoende’. Als je laat zien dat je een onderdeel beter beheerst dan de omschrijving, dan is dat onderdeel ‘excellent’.
1,0 Je hebt alle vijf aspecten onvoldoende uitgewerkt.
2,1 Je hebt vier aspecten onvoldoende uitgewerkt.
3,2 Je hebt drie aspecten onvoldoende uitgewerkt.
4,3 Je hebt twee aspecten onvoldoende uitgewerkt.
5,3 Je hebt één aspect onvoldoende uitgewerkt.
6,0 Je hebt alle aspecten voldoende uitgewerkt, maar geen van de aspecten excellent.
6,8 Je hebt één aspect excellent uitgewerkt.
7,6 Je hebt twee aspecten excellent uitgewerkt
8,4 Je hebt drie aspecten excellent uitgewerkt
9,2 Je hebt vier aspecten excellent uitgewerkt
10,0 Je hebt alle aspecten excellent uitgewerkt

Slide 12 - Tekstslide

Heb jij nog vragen
over het examen Spreken?
(indien les online is)
timer
1:00

Slide 13 - Open vraag