le verbe aller et Le futur proche

le programme d'aujourd'hui 
1. Bron H van chapitre 6 : 
- werkwoord "aller" en le futur proche 
2. Quiz vragen 
3.  Bron H van chapitre 7 :
- Woordvolgorde : de werkwoorden

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

le programme d'aujourd'hui 
1. Bron H van chapitre 6 : 
- werkwoord "aller" en le futur proche 
2. Quiz vragen 
3.  Bron H van chapitre 7 :
- Woordvolgorde : de werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les:
    Weet je wat de futur proche is
    Kun de de vormen van het werkwoord "aller" opnoemen
    Weet je wat het werkwoord "aller" betekent 
    Kun je werkwoorden in de futur proche zetten
    Weet je wat de woordvolgorde in een Franse zin is
 

Slide 2 - Tekstslide

De vorm van het werkwoord "aller"
je
vais
tu
vas
il / elle/ on
va
nous
allons
vous 
allez
ils / elles 
vont
ik
ga
jij
gaat
hij / zij / men
gaat
wij
gaan
jullie / u
gaan / gaat
zij [mmv / vmv]
gaan

Slide 3 - Tekstslide

3

Slide 4 - Video

00:29
Wat was de je-vorm van aller ook alweer?
A
je vais
B
je vas
C
je va
D
j'allons

Slide 5 - Quizvraag

00:31
Wat was de tu-vorm van aller?
A
tu vais
B
tu va
C
tu vas
D
tu vont

Slide 6 - Quizvraag

00:38
Weet jij de nous-vorm van "aller" nog?
A
nous vais
B
nous allez
C
nous vont
D
nous allons

Slide 7 - Quizvraag

sleep de juiste vorm van aller & de vertalingen naar de juiste persoon
Je 
Tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
vont
allons
vais
vas
va
allez
ik
jij
hij / zij / men
wij
jullie / u
zij [mmv / vmv

Slide 8 - Sleepvraag

le futur proche
             de nabije toekomst. Dat gebruik je wanneer je iets gelijk nadat je het zegt, gaat doen. 
Bijvoorbeeld:  Ik ga mijn kamer opruimen
Exemple: Je vais ranger ma chambre. 

Slide 9 - Tekstslide

Le futur proche 
Om de futur proche te maken doe je het volgende:
                                 vorm van aller + heel werkwoord


                Bijvoorbeeld: Elle va danser avec sa copine
Vertaling: Zij gaat met haar vriendin dansen 

Slide 10 - Tekstslide

Let op!!!
In het Frans plaatsen we de werkwoorden bij elkaar
In het Nederlands zeggen we: 
Zij gaat met haar broer zingen

In het Frans zeggen we:
Elle va chanter avec son frère.


Slide 11 - Tekstslide

De zinsvolgorde is dan:



onderwerp
vorm van aller
heel ww
rest v.d. zin
Nous
allons
écouter 
de la musique
Ma mère
va 
manger
une pomme

Slide 12 - Tekstslide

Zet de woorden op de juiste volgorde in de zin
Onderwerp
vorm van aller
hele
werkwoord
rest
van de zin
Ils
vont
acheter
des pantalons

Slide 13 - Sleepvraag

Let op
Als je een zin ontkennend maakt, dan zet je ne... pas om het 1e werkwoord in de zin. Dus:

onderwerp
ne vorm van aller pas
heel ww
rest v.d. zin
Nous
n'allons pas
écouter 
de la musique
Ma mère
ne va pas
manger
une pomme

Slide 14 - Tekstslide

Zet de woorden op de juiste volgorde in de zin
Onderwerp
ontkenning
vorm van aller
ontkenning
hele ww
rest v.d. zin
Ils
vont
acheter
de pantalons
ne
pas

Slide 15 - Sleepvraag

Zet het werkwoord in de futur proche:
Elle [ manger ]
A
Elle aller manger
B
Elle va manger
C
Elle vais manger
D
Elle va mange

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video

Les devoirs 

Chapitre 6: - Fais les exercices de Bron H ( 29, 30, 31, 32)

Slide 18 - Tekstslide