§6.2 Hoe zwaar word je belast?

§6.2 Hoe zwaar word je belast?
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

§6.2 Hoe zwaar word je belast?

Slide 1 - Tekstslide

Directe en indirecte belasting...
Indirecte belastingen
- BTW
- Accijns

Directe belastingen
-Loon en inkomstenbelasting
-Vennootschapsbelasting





Slide 2 - Tekstslide

Geef (door middel van slepen) aan of de genoemde belasting een vorm van directe of indirecte belasting is.
Directe belastingen
Indirecte belastingen
BTW
Loon en inkomstenbelasting
Accijns
Vennootschapsbelasting

Slide 3 - Sleepvraag

Welke bewering is juist?
A
Accijns is een directe belasting.
B
Vennootschapsbelasting is een indirecte belasting.
C
BTW is een directe belasting.
D
Loonbelasting is een directe belasting.

Slide 4 - Quizvraag

Lesdoelen §6.2
  • Je leert hoe je het belastbaar inkomen berekent. 
  • Je leert hoe de tarieven van de inkomsten belasting zijn opgebouwd. 
  • Je leert wat het verband is tussen loonheffing en inkomstenbelasting. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Waar bestaat de loonheffing uit?
A
nettoloon en loonbelasting
B
loonbelasting en sociale premies werkgever
C
sociale premies werkgever en sociale premies werknemer
D
loonbelasting en sociale premies werknemer

Slide 7 - Quizvraag

Jamies brutoloon is € 945,66.
De loonheffing is € 201,46.
Bereken Jamies nettoloon.

Slide 8 - Open vraag

Stappenplan belasting

  • Stap 1 Belastbaar inkomen uitrekenen (inkomen +bijtellingen min aftrekposten)
  • Stap 2 Belasting Box 1 uitrekenen (werk en woning)
  • Stap 3 Belastbaar inkomen uit vermogen
  • Stap 4 Belasting in Box 3 (vermogen)
  • Stap 5 Verschuldigde inkomsten belasting: Box 1 + Box 3 – heffingskortingen
  • Stap 6 Te betalen aan de belastingdienst: verschuldigde inkomsten - loonheffing

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Hoe wordt het belastbaar inkomen berekend?

Slide 12 - Open vraag

Het inkomen is €110.000. Het eigenwoningforfait is €4.500 en de hypotheekrente €14.200.
Bereken het belastbaar inkomen.

Slide 13 - Open vraag

Wat is waar over het belastbaar inkomen?
A
Het belastbaar inkomen is hetzelfde als het netto-inkomen
B
Door aftrekposten wordt het belastbaar inkomen lager dan het bruto-inkomen
C
Belastbaar inkomen = bruto-inkomen – belastingvrije voet
D
Belastbaar inkomen – belasting = netto-inkomen

Slide 14 - Quizvraag

Welke van de volgende zijn alleen maar aftrekposten?

A
reiskosten OV en hypotheekrente
B
hypotheekrente en een auto van de zaak
C
loon en eigenwoningforfait
D
studiekosten en eigenwoningforfait

Slide 15 - Quizvraag

Belastbaar inkomen uit eigen woning
Eigenwoningforfait 

  • de overheid beschouwt een eigen woning als een vorm van inkomen
  • het wordt uitgerekend als een percentage van de WOZ-waarde
  • hoe hoger de WOZ-waarde, hoe hoger het percentage


Slide 16 - Tekstslide

Gebruik de tabel Eigenwoningforfait op bladzijde 177. Hoeveel is het forfait voor een woning van 800.000 euro?

Slide 17 - Open vraag

Jeanet heeft een belastbaar inkomen van €35.000.
Hoeveel belasting moet zij betalen?
Schijf 1: €0 tot €68.507,- is 37,35%
Schijf 2: €68.507 tot € oneindig is 49,50%

Slide 18 - Open vraag

Kees heeft een belastbaar inkomen van €70.000.
Hoeveel belasting moet hij betalen?
Schijf 1: €0 tot €68.507,- is 37,35%
Schijf 2: €68.507 tot €oneindig is 49,50%

Slide 19 - Open vraag

Harrie heeft een belastbaar inkomen van €89.000
Hoeveel belasting moet hij betalen?
Schijf 1: €0 tot €68.507,- is 37,35%
Schijf 2: €68.507 tot €oneindig is 49,50%

Slide 20 - Open vraag

Schijven box 1

Slide 21 - Tekstslide

Hoeveel € belasting betaalt iemand die €55.694 verdient?

Slide 22 - Open vraag

Hoeveel € belasting betaalt iemand die €60.000 verdient?

Slide 23 - Open vraag

Inkomstenbelasting is progressief want met hoger inkomen betaal je meer belasting.
A
juist
B
onjuist
C
Wat?
D
Wanneer hebben we extra lessen?

Slide 24 - Quizvraag

Tom heeft alle gegevens verzameld om zijn inkomstenbelasting te kunnen berekenen.
• inkomen € 41.900
• WOZ-waarde woning € 182.000
• hypotheek € 168.000, hypotheekrente 5,1%
• eigenwoningforfait 0,75%
• andere aftrekposten € 1.957
Bereken: het belastbaar inkomen in box 1

Slide 25 - Open vraag