Poëzie v4 - vormkenmerken en opdracht 2022-2023

1 / 39
volgende
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Wat zeggen mensen
over poëzie?

Slide 2 - Woordweb

Wat zeg JIJ?
Hoe ziet jouw ideale gedicht eruit?

Slide 3 - Woordweb

Het ideale gedicht
Publieksenquête van redacties NRC Handelsblad, de VPRO-Gids en Poetry International. 

Enkele resultaten                      volgende dia
  • 3200 respondenten
  • cijfers = percentages

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat zeggen dichters zelf? 
Hoor o.a. Peter Verhelst en ex-Dichter des Vaderlands Laurence Vielle vertellen over wat poëzie volgens hen
  • doet
  • bevat...

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Betekenis vs. vorm
Wat poëzie betekent?
Poëzie is voor interpretatie vatbaar... zoveel lezingen als er mensen zijn.
Over de vorm van poëzie kunnen we wel duidelijk zijn. 
                   vormkenmerken

Slide 8 - Tekstslide

rijm


  • rijmschema > eindrijm 
  • rijmklanken

Slide 9 - Tekstslide

Hoe gaat het rijmschema verder?

Gebruik per rijmklank een letter
zoals in strofe 1
Een lerares die ik liefhad


Zij droeg een jurk, lang uit de modeA
en was zo mager als een lat,                  B
een rare stokvis, maar ze had                B
zo'n zeldzaam mooie lesmethode,     A

voor die tijd eigenlijk verboden:                    
het scheen, ze praatte zomaar wat,    
alsof je in haar kamer zat                         
te kletsen om de tijd te doden.             

Het leek gezellig en verkeerd,               
maar was, dat blijft, geraffineerd:       
ik ben in aardrijkskunde thuis.              

Wat heb ik veel van haar geleerd,        
ik had haar lief, mijn versje eert           
mejuffrouw Schelts van Kloosterhuis.  (Herman Pieter de Boer)


Slide 10 - Tekstslide

Rijmschema
Een lerares die ik liefhad


Zij droeg een jurk, lang uit de modeA
en was zo mager als een lat,                  B
een rare stokvis, maar ze had                B
zo'n zeldzaam mooie lesmethode,     A

voor die tijd eigenlijk verboden:            A        
het scheen, ze praatte zomaar wat,    B
alsof je in haar kamer zat                         B
te kletsen om de tijd te doden.             A

Het leek gezellig en verkeerd,               C
maar was, dat blijft, geraffineerd:       C
ik ben in aardrijkskunde thuis.              D

Wat heb ik veel van haar geleerd,        C
ik had haar lief, mijn versje eert           C
mejuffrouw Schelts van Kloosterhuis. D (Herman Pieter de Boer)


Slide 11 - Tekstslide

eindrijm
sleep de benaming naar de passende (fragmenten uit) gedichten.
Viervoeter

Een grijze wolf wordt zeer geprezen
omdat hij Shakespeare heeft gelezen
Hij zegt: ' 't Is niet eenvoudig, snap je,
Het zit veel dieper dan Roodkapje.'

(Johnny Kraaykamp)
Zij droeg een jurk, lang uit de mode,
en was zo mager als een lat,
een rare stokvis, maar ze had
zo'n zeldzaam mooie lesmethode,
SPLEEN
 
Ik zit mij voor het vensterglas
onnoemelijk te vervelen.
Ik wou dat ik twee hondjes was,
dan kon ik samen spelen.

(Godfried Bomans)
gepaard rijm
gekruist rijm
Omarmend rijm

Slide 12 - Sleepvraag

Rijmklanken

klanken ondersteunen vaak de inhoud van het gedicht. 
Schubert

Wat deden wij toen zij voorgoed
was verdwenen? Gesloten strot,
klei in de benen, geen lucht,

nergens lucht. Wij sliepen slecht
en elk woord werd een wond.
We slopen rond op onvaste voeten.

Liever weggevaagd, maar redding
is niet aan de orde. Schubert
staat op de standaard. Je hand

pakt de strijkstok. Wit geharst
knarst hij over de snaar. Zwijgend
begin je de zoektocht naar haar.

(Anna Enquist)



alliteratie
Wanneer beginmedeklinkers van woorden die dicht bij elkaar staan, gelijk zijn. 
a
assonantie
= klinkerrijm. Wanneer beklemtoonde klinkers gelijk zijn in opeenvolgende woorden. 
b

Slide 13 - Tekstslide

Rijmklanken

Schubert

Wat deden wij toen zij voorgoed
was verdwenen? Gesloten strot,
klei in de benen, geen lucht,

nergens lucht. Wij sliepen slecht
en elk woord werd een wond.
We slopen rond op onvaste voeten.

Liever weggevaagd, maar redding
is niet aan de orde. Schubert
staat op de standaard. Je hand

pakt de strijkstok. Wit geharst
knarst hij over de snaar. Zwijgend
begin je de zoektocht naar haar.

(Anna Enquist)



alliteratie
Wanneer beginmedeklinkers van woorden die dicht bij elkaar staan, gelijk zijn. 
a

Slide 14 - Tekstslide

Rijmklanken


Schubert

Wat deden wij toen zij voorgoed
was verdwenen? Gesloten strot,
klei in de benen, geen lucht,

nergens lucht. Wij sliepen slecht
en elk woord werd een wond.
We slopen rond op onvaste voeten.

Liever weggevaagd, maar redding
is niet aan de orde. Schubert
staat op de standaard. Je hand

pakt de strijkstok. Wit geharst
knarst hij over de snaar. Zwijgend
begin je de zoektocht naar haar.

(Anna Enquist)



assonantie
= klinkerrijm. Wanneer beklemtoonde klinkers gelijk zijn in opeenvolgende woorden. 
b

Slide 15 - Tekstslide

rijm 
vs. herhaling 
Rijm
vs. 
herhaling

Slide 16 - Tekstslide

Stijlfiguren

Schubert

Wat deden wij toen zij voorgoed
was verdwenen? Gesloten strot,
klei in de benen, geen lucht,

nergens lucht. Wij sliepen slecht
en elk woord werd een wond.
We slopen rond op onvaste voeten.

Liever weggevaagd, maar redding
is niet aan de orde. Schubert
staat op de standaard. Je hand

pakt de strijkstok. Wit geharst
knarst hij over de snaar. Zwijgend
begin je de zoektocht naar haar.

(Anna Enquist)



anafoor
herhaling van woorden of woordgroepen aan het begin van opeenvolgende verzen.  

Let op! Hier is dat dus niet het geval. Er is herhaling van lucht, maar een anafoor is zoiets als 
Niemand die het weet,
niemand die wat doet
niemand die het wat kan schelen... 
enjambement
Een zin loopt door over twee versregels.

Slide 17 - Tekstslide

strofebouw

Slide 18 - Tekstslide



4 terzines

Schubert

Wat deden wij toen zij voorgoed
was verdwenen? Gesloten strot,
klei in de benen, geen lucht,

nergens lucht. Wij sliepen slecht
en elk woord werd een wond.
We slopen rond op onvaste voeten.

Liever weggevaagd, maar redding
is niet aan de orde. Schubert
staat op de standaard. Je hand

pakt de strijkstok. Wit geharst
knarst hij over de snaar. Zwijgend
begin je de zoektocht naar haar.

(Anna Enquist)



Slide 19 - Tekstslide



2 kwatrijnen
2 terzines
Een lerares die ik liefhad


Zij droeg een jurk, lang uit de mode,  
en was zo mager als een lat,                  
een rare stokvis, maar ze had                
zo'n zeldzaam mooie lesmethode,     

voor die tijd eigenlijk verboden:                    
het scheen, ze praatte zomaar wat,    
alsof je in haar kamer zat                         
te kletsen om de tijd te doden.             

Het leek gezellig en verkeerd,               
maar was, dat blijft, geraffineerd:       
ik ben in aardrijkskunde thuis.              

Wat heb ik veel van haar geleerd,        
ik had haar lief, mijn versje eert           
mejuffrouw Schelts van Kloosterhuis.  (Herman Pieter de Boer)


Slide 20 - Tekstslide

distichon
terzine
kwatrijn
3 versregels
4 versregels
2 versregels

Slide 21 - Sleepvraag

poëzie of proza? 

Een gedicht bestaat meestal uit verschillende verzen en strofes. 
Soms niet...

Elke ochtend


Elke ochtend, tussen het aandoen
van zijn linker- en zijn rechterschoen
trekt zijn hele leven even langs
Soms komt de rechterschoen er dan
bijna niet meer van.

(Judith Herzberg)


prozaïsch
in proza, niet in dichtvorm, in de taal v. h. gewone leven; verhalend;
(ook:) alledaags, nuchter, eentonig, plat.

Slide 22 - Tekstslide



beeldspraak


  • vergelijking
  • metafoor
  • metonymie
  • synesthesie

Slide 23 - Tekstslide

Postexaminale depressie 

Als een dief 
In de nacht 
Treft de schoolbel me 
Tussen de schouderbladen  
En steelt mijn 
Laatste vraag 

Berooid verlaat 
Ik het klaslokaal 
Terwijl iemand 
Op de achtergrond 
Voelbaar tentharingen 
In mijn achterhoofd bonkt
Onopgeloste breuken 
Laten zich vandaag 
Weer eens niet lijmen 
Door toenaderings- 
Pogingen van mijn pen

En ook niet door leuke 
Woorden achteraf 
Al klinken die 
Nog zo groen 
En vers 

 
(Reinhart Speeckaert) 

Slide 24 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een vergelijking uit 'Postexaminale depressie'

Slide 25 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een metafoor uit 'Postexaminale depressie'

Slide 26 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een personificatie uit 'Postexaminale depressie'

Slide 27 - Open vraag

Postexaminale depressie 

Als een dief 
In de nacht 
Treft de schoolbel me 
Tussen de schouderbladen  
En steelt mijn 
Laatste vraag 

Berooid verlaat 
Ik het klaslokaal 
Terwijl iemand 
Op de achtergrond 
Voelbaar tentharingen 
In mijn achterhoofd bonkt
Onopgeloste breuken 
Laten zich vandaag 
Weer eens niet lijmen 
Door toenaderings- 
Pogingen van mijn pen

En ook niet door leuke 
Woorden achteraf 
Al klinken die 
Nog zo groen 
En vers 

 
(Reinhart Speeckaert) 
synesthesie
Wanneer verschillende zintuiglijke waarnemingen in één uitdrukking worden gecombineerd bv. schreeuwende kleuren. 

Op de Wikipediapagina vind je meer voorbeelden en toelichting. 

Slide 28 - Tekstslide


dichtvormen


  • rondeel
  • sonnet


Slide 29 - Tekstslide

Eindopdracht poëzie
Opdracht poëzieanalyse vwo-4
Wat gaan jullie doen:
• Bloemlezing van 8 gedichten
• Analyse van 4 gedichten

Slide 30 - Tekstslide

Vervolg opdracht poëzie
Bij het analyseren van gedichten (poëzie) wordt gebruik gemaakt van bepaalde begrippen. De begrippen die je kunt gebruiken vind je o.a. in Laagland boek A, module 2 en 4 en in de bronnen die genoemd worden in deze LessonUp. 

Slide 31 - Tekstslide

Vervolg opdracht poëzie
Bloemlezing van 8 gedichten
Je gaat op zoek naar literaire gedichten die je op een of andere manier aanspreken. Je legt je keuze uit. Je kunt willekeurige gedichten kiezen, maar je mag ook kiezen binnen een thema, vorm of periode.

Slide 32 - Tekstslide

Vervolg opdracht poëzie
Analyse van 4 gedichten
Per groep worden 4 gedichten uit de bloemlezing geanalyseerd aan de hand van begrippen uit de theorie. Uiteraard geef je eerst een parafrase van het gedicht, vervolgens analyseer je het gedicht en geef je een interpretatie.

Slide 33 - Tekstslide

De analyse
• Geef een eerste parafrase van het gedicht: waar gaat het gedicht volgens
• jou over?
• Wat is het thema van dit gedicht. Leg je antwoord uit.
• Is er sprake van opvallend taalgebruik? Ondersteun je antwoord met voorbeelden.
• Wat is de strofebouw van dit gedicht?
• Wat is het rijmschema van dit gedicht?
• Welke soorten rijm kun je ontdekken? Ondersteun je antwoord met voorbeelden.

Slide 34 - Tekstslide

• Wat kun je opmerken over de vorm van dit gedicht?
• Wat kun je vertellen over het ritme en metrum van het gedicht? Wordt er een bepaald effect mee bereikt?
• Welke stijlfiguren kent het gedicht en wat is hun functie?
• Welke vormen van beeldspraak zijn er en wat is hun functie?
• Leg uit waarom je dit gedicht gekozen hebt.
• Wie heeft dit gedicht geschreven? Vermeld een aantal biografische gegevens.
• Wat wil de dichter volgens jou eigenlijk zeggen met dit gedicht?

Slide 35 - Tekstslide

Bronnen
Bronnen die je kunt gebruiken:
• http://www.cambiumned.nl/theorie/literatuur/poezie/
• http://www.vpro.nl/boeken/programmas/collecties/genres/poezie.html
• http://www.dbnl.org/
• http://www.poetry.nl/
• LessonUp: LU module 2 en LU module 4
• LL boek A: module 2 en 4. LL boek B: module 5

Slide 36 - Tekstslide

Inleveren
Inleveren
Je levert als groep de opdracht digitaal in via Magister. Uiteraard is het document voorzien van een titelblad, inhoudsopgave en een bronnenlijst volgens het APA-systeem.

Slide 37 - Tekstslide

Beoordeling opdracht poëzie

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide