Vitamines ondersteunen bepaalde chemische processen in het lichaam, maar zijn geen enzymen (sommigen wel co-enzymen).
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
4.4 Afbraak van voedingsstoffen
We kunnen alleen vitamine D zelf maken.
Vitamines leveren geen energie.
Vitamines ondersteunen bepaalde chemische processen in het lichaam, maar zijn geen enzymen (sommigen wel co-enzymen).
Slide 1 - Tekstslide
Doel
Je kunt uitleggen welke functies voedingsstoffen in je lichaam hebben;
je kunt duidelijk maken waarom vezels nuttig zijn;
je kunt uitleggen dat de eerste stap in de afbraak van voedingsstoffen een hydrolysereactie is;
je kunt de hydrolyse van eiwitten, van koolhydraten en van vetten toelichten met behulp van reactievergelijkingen.
Slide 2 - Tekstslide
Water
voedingsstoffen reageren meestal het eerst met water;
Ze worden dan afgebroken tot kleine moleculen;
Deze kleine moleculen kunnen beter worden getransporteerd;
De reactie met water heet: hydrolyse wat ontleding door water betekend.
Slide 3 - Tekstslide
Peptidebining
De peptidebinding kan worden gebroken met behulp van een watermolecuul.
Een watermolecuul kan worden opgesplitst in een OH groep en een waterstofatoom
Slide 4 - Tekstslide
Hydrolyse
Dit kun je met iedere peptidebinding doen.
Het H-atoom gaat aan de kant van het N-atoom zitten en de OH groep gaat aan de kant van de C-atoom zitten.
Slide 5 - Tekstslide
Hydrolyse
Het eiwit molecuul is opengebroken;
Het watermolecuul heeft zich verdeeld over de twee ontstane moleculen;
Het zorgt dat het eiwit wordt opgebroken in veel kleinere moleculen.
Slide 6 - Tekstslide
Het molecuul na de hydrolyse.
Aan de rechterkant zitten een C-atoom een O-atoom en een OH-groep;
Slide 7 - Tekstslide
Z'on COOH groep noemen we een zuur groep;
Een NH2 groep is een aminogroep
Slide 8 - Tekstslide
Aminozuur
Door eiwit te laten reageren met water krijg je aminozuur.
Aminozuren zijn klein genoeg om door ons bloed te kunnen worden opgenomen.
Slide 9 - Tekstslide
Koolhydraten
Ze zitten in een ringstructuur.
Er komen C, H en O atomen in voor.
Koolhydraten zijn lange ketens van deze moleculen verbonden door een zuurstofatoom.
Slide 10 - Tekstslide
Koolhydraten
Je kunt ze ontleden door er H2O aan toe te voegen.
De binding wordt verbroken en H2O zal zich daar vast maken.
Slide 11 - Tekstslide
Koolhydraten
Het H2O heeft zich gesplitst
Deze reactie heet hydrolyse.
Ontleding door water.
Nu kan het wel opgenomen worden in het bloed.
Slide 12 - Tekstslide
Geef de reactievergelijking de hydrolyse van bietsuiker waarbij glucose (C₆H₁₂O₆) ontstaat
C₁₂H₂₂O₁₁ + H₂O → 2C₆H₁₂O₆
Als je 13 gram bietsuiker hebt hoeveel glucose wordt er dan gevormd?
Slide 13 - Tekstslide
Vetten
Deze ketens zijn zo lang en worden korter opgeschreven.
Slide 14 - Tekstslide
Vetten
Op de plaats van de lange keten is een R geschreven.
Dit betekend rest.
Slide 15 - Tekstslide
Vetten
Voor iedere rij heb je een watermolecuul nodig.
Water splitst zich op in H en een OH-groep.
Slide 16 - Tekstslide
Vetten
Het vet molecuul zal zich op deze plaats gaan splitsen.
Slide 17 - Tekstslide
Vetten
De OH-groep zet zich vast aan het C atoom en en het H atoom zet zich vast aan het O-atoom.
Slide 18 - Tekstslide
Vetten
De eerste stof noem je Glycerol.
En de andere stof is weer een COOH groep en dat is een vetzuur.
Als vet reageert met water wordt er dus altijd Glyserol en vetzuur gevormd.
Slide 19 - Tekstslide
Systematische naam?
2-amino-ethaanzuur
Slide 20 - Tekstslide
Geef de naam van het molecuul.
3-ethyl-2,5-dimethyl-hexaan
Slide 21 - Tekstslide
Geef de systematische naam
5-broom-6-ethylcyclohexa-1,3-dieen
Slide 22 - Tekstslide
3-ethyl-3,4,5-trimethyloct-1-yn
Slide 23 - Tekstslide
Bij de rotting van nat hout worden cellulose en water omgezet in de gassen methaan en koolstofdioxide. Hoeveel gram koolstofdioxide ontstaat er als je 40gram cellulose hebt.
cellulose
Slide 24 - Tekstslide
Geef de systamatische naam
3-broom-4-ethylmethylhexa-1,5-diyn
Slide 25 - Tekstslide
3-chloor-2-methylbutaan-1-ol
Slide 26 - Tekstslide
Geef de systematische naam van het molecuul
3-ethyl-2,5-dimethyl-hexaan
Slide 27 - Tekstslide
Geef de systematische naam van het molecuul
3,4,6-trimethylhept-2-een
Slide 28 - Tekstslide
Geef de systematische naam van het molecuul
but-1,2,3-triol
Slide 29 - Tekstslide
Geef de systematische naam van het molecuul
hexa-1,4-dieen
Slide 30 - Tekstslide
Men heeft een stof met de molecuulformule C₃H₈O. Er zijn drie stoffen die aan deze molecuulformule voldoen.
Geef de drie structuurformules en de namen van deze stoffen die aan deze molecuulformule voldoen.
Slide 31 - Tekstslide
Men heeft een stof met de molecuulformule C₃H₈O. Er zijn drie stoffen die aan deze molecuulformule voldoen.
Geef de drie structuurformules en de namen van deze stoffen die aan deze molecuulformule voldoen.
Slide 32 - Tekstslide
Geef de structuurformules en de namen van de vijf isomere koolwaterstoffen met de molecuulformule
C₄H₈.
Slide 33 - Tekstslide
3-ethylhexa-1,4-dieen
Slide 34 - Tekstslide
2,2,4-trimethylpentaan
Slide 35 - Tekstslide
Geef de systematische naam
3-ethyl-5-ethylmethyloctaan
Slide 36 - Tekstslide
2-methylbutaan-2-ol
Slide 37 - Tekstslide
Waarom is hydrolyse een belangrijke stap in de afbraak van voedingsstoffen? Omdat hydrolyse...
A
de eerste stap van de afbraak van eiwitten is.
B
de eerste stap is van de afbraak van vetten.
C
de eerste stap is in de afbraak van vetten, eiwitten en koolhydraten.
D
de eerste stap is in de afbraak van suikers
Slide 38 - Quizvraag
Wat ontbreekt er aan deze reactievergelijking?
A
Er ontbreekt een aminozuur rechts van de pijl.
B
Er ontbreekt water links van de pijl.
C
Er ontbreekt 2H₂O links van de pijl.
D
Er ontbreekt 2H₂O rechts van de pijl.
Slide 39 - Quizvraag
Wat gebeurt er bij "hydrolyse"
A
Een watermolecuul maakt zich vrij van een molecuul, waardoor het molecuul zich splitst.
B
Een watermolecuul maakt zich vrij van twee moleculen, waardoor de twee moleculen zich samenvoegen.
C
Een watermolecuul maakt een binding aan tussen twee moleculen, waardoor de twee moleculen zich samenvoegen.
D
Een watermolecuul maakt een binding aan met een molecuul, waardoor het molecuul zich splitst.