Lezen en leesautobiografie

Leesautobiografie

lees 
auto = zelf
bios = leven
grafie = schrijven


1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Leesautobiografie

lees 
auto = zelf
bios = leven
grafie = schrijven


Slide 1 - Tekstslide

 leesautobiografie
In een leesautobiografie vertel jij over wat jij in je leven aan leeservaringen hebt gehad en wat je daarvan is bijgebleven.  Je beschrijft jouw ontwikkeling als lezer en hoe de ontwikkeling is van je 'leessmaak'. Je gaat na welke verhalen, liedjes en gedichten iets voor jou hebben betekend en waarom.



Slide 2 - Tekstslide

Wat leer je?

  • Je leert een (lees)autobiografie schrijven.
  • Je leert hoe je een verslag opbouwt en schrijft. 
  • Je leert je ervaringen onder woorden te brengen. 

Slide 3 - Tekstslide

Stap 1: Oriënteren
Je gaat informatie zoeken en verzamelen over hoe jij vroeger tot aan nu aan het lezen bent geweest. In de onderstaande slides staat een aantal vragen die je kunnen helpen om juiste informatie te verkrijgen. 
Belangrijk is dat je die informatie goed bewaard!! 
LET OP; In deze fase verzamel je informatie en ga je nog NIET je verslag schrijven. Je maakt als het ware een "kladje".

Slide 4 - Tekstslide

Thuis 
Beschrijf hoe er bij jouw thuis omgegaan werd met lezen
  • Werd er vroeger bij jullie thuis voorgelezen? Welke boeken herinner je je nog? Wat vond je mooi, spannend, interessant, grappig, eng? Wie las jou
     voor?
  • Welke liedjes / rijmpjes hoorde of zong je graag toen je nog klein was? Zoek als voorbeeld de tekst van een ervan op en voeg deze toe aan je verslag.

Slide 5 - Tekstslide

Basisschool
Beschrijf wat en hoe je las op de basisschool.
  • Welke verhalen las je leerkracht op de basisschool voor? Wat vond je ervan?
  • Wat las jij op de basisschool graag toen je zelf kon lezen? Waarom las je juist die boeken graag? Door wie laat je je adviseren bij het kiezen van boeken? Misschien las je niet graag? Probeer uit te leggen waarom dat zo was, bijvoorbeeld omdat je liever aan sport deed, films keek, computerde, muziek luisterde enzovoort of omdat je moeite met lezen had?
  • Heb of had je een bibliotheekkaart en ging je wel eens of regelmatig naar de bibliotheek? 
  • Welke boeken heb je zoal geleend uit de bibliotheek?
  • Heb je stripboeken gelezen? Zo ja, welke en waarom las je die stripboeken? 

Slide 6 - Tekstslide

Nu
  • Beschrijf je leessmaak van nu.
  • Welke boeken heb je zelf in je (boeken)kast staan? Zitten er boeken tussen die zijn verfilmd? Welke titels zijn dat? En heb je de film ook gezien? 
  • Lees je nog steeds? Welke boeken lees je nu graag en waarom? Noem een viertal boeken en vertel waarom je deze interessant vindt. 
  • Lees je nog steeds niet of weinig? Wat weerhoudt je ervan om te lezen?
  • Waar lees je graag? 

Slide 7 - Tekstslide

Films / Musicals / games
  • Welke films / musicals heb je gezien? Welke film / musical vond je het leukste? Wat vond je leuk aan de film / musical? 
  • Beschrijf de musical / film die je in groep 8 hebt gedaan. Wat vond je leuk aan de musical/film? 
  • Welke games speel je? Waarom speel je deze games? Wat vind je de leukste game om te spelen en waarom? 

Slide 8 - Tekstslide

Gedichten
Lees je wel eens een gedicht?
Wat vind je van gedichten? Heb je zelf wel eens een gedicht geschreven? Voeg een gedicht toe dat je zelf hebt geschreven of een gedicht dat je heel erg mooi vindt. Schrijf erbij waarom je dit gedicht in je verslag doet en wat je mooi vindt aan het gedicht.  

Slide 9 - Tekstslide

Stap 2: Informatie ordenen






Je hebt na het beantwoorden van de vragen allerlei informatie verzameld. Die ga je nu ordenen. Wat schrijf je wel op en niet. Heb je nog aanvulligen. In welke volgorde zet je het? Enzovoort. 

Slide 10 - Tekstslide

Stap 3: Uitvoeren
Je schrijft je verslag. 
Je kunt de indeling "thuis-basisschool-nu" aanhouden. Dan heb je meteen een mooie indeling. 
Maak gebruik van tussenkopjes. 

Schrijf een inleiding en een slot. In de inleiding schrijf je op waar het verslag over gaat en /of je maakt gebruik van een "binnenkomer".
In het slot trek je de conclusie over wat je hebt geschreven. 

Slide 11 - Tekstslide

Stap 4: nakijken
Je leest de eerste versie van je verslag goed door: 
Breng verbeteringen aan waar dat nodig is.  



Slide 12 - Tekstslide

Stap 5: herschrijven en afronden
Je verbetert je tekst en je maakt de tekst compleet met foto's, plaatjes, gedichten, liedteksten etc... 

Slide 13 - Tekstslide

Eisen
Het verslag:
  • Heeft een voorblad
  • Heeft een titel
  • Heeft een juiste opbouw: inleiding-kern-slot
  • Heeft alinea's en duidelijke tussenkopjes
  • Is getypt in foutloos Nederlands
  • Ziet er keurig verzorgd uit: plaatjes e.d.
  • Bestaat naast het voorblad uit ongeveer 2 à3 A 4 tjes. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide